Mattheüs 4:18-22
Mattheüs 4:18-22 Het Boek (HTB)
Op een dag liep Hij langs het meer van Galilea en zag twee vissers hun net in het water gooien. Het waren twee broers: Simon, die ook wel Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. Jezus zei tegen hen: ‘Ga met mij mee. Dan zal ik een ander soort vissers van jullie maken. Vissers die mensen voor Mij vangen.’ Zij lieten meteen hun netten liggen en gingen met Hem mee. Iets verderop zag Jezus nog twee broers: Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten bij hun vader in de boot netten te repareren. Hen riep Hij ook. Zij lieten direct de boot en hun vader achter en gingen met Jezus mee.
Mattheüs 4:18-22 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En Jezus, wandelende aan de zee van Galiléa, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andréas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers); En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken. Zij dan, terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd. En Hij, van daar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeüs, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen. Zij dan, terstond verlatende het schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd.
Mattheüs 4:18-22 Herziene Statenvertaling (HSV)
En Jezus liep langs de zee van Galilea en zag twee broers, namelijk Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, het net in de zee werpen, want zij waren vissers. En Hij zei tegen hen: Kom achter Mij aan, en Ik zal u vissers van mensen maken. Zij lieten meteen de netten achter en volgden Hem. Hij ging vandaar verder en zag twee andere broers, namelijk Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer, in het schip met hun vader Zebedeüs, terwijl zij hun netten aan het herstellen waren, en Hij riep hen. Zij lieten meteen het schip en hun vader achter en volgden Hem.
Mattheüs 4:18-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen Hij nu langs de zee van Galilea ging, zag Hij twee broeders, Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, diens broeder, een net in zee werpen; want zij waren vissers. En Hij zeide tot hen: Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken. Zij nu lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem. En vandaar verder gegaan zijnde, zag Hij nog twee broeders, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeüs, terwijl ze bezig waren hun netten in orde te brengen, en Hij riep hen. Zij lieten dan terstond het schip en hun vader achter en volgden Hem.
Mattheüs 4:18-22 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Op een keer liep Jezus langs het meer van Galilea. Daar zag Hij twee broers: Simon, die ook Petrus wordt genoemd, en Andreas. Ze gooiden een visnet uit in zee, want ze waren vissers. Hij zei tegen hen: "Volg Mij. Dan maak Ik van jullie vissers van mensen." Ze lieten onmiddellijk hun visnetten liggen en gingen met Hem mee. Verderop zag hij nog twee broers: Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeüs. Ze waren in hun boot met hun vader de visnetten aan het herstellen. Jezus riep hen. Ze lieten onmiddellijk hun boot en hun vader achter en gingen met Hem mee.