Numeri 14:39-45
Numeri 14:39-45 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En Mozes sprak deze woorden tot al de kinderen Israëls. Toen treurde het volk zeer. En zij stonden des morgens vroeg op, en klommen op de hoogte des bergs, zeggende: Ziet, hier zijn wij, en wij zullen optrekken tot de plaats, die de HEERE gezegd heeft; want wij hebben gezondigd! Maar Mozes zeide: Waarom overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen voorspoed hebben. Trekt niet op, want de HEERE zal in het midden van u niet zijn; opdat gij niet geslagen wordt, voor het aangezicht uwer vijanden. Want de Amalekieten, en de Kanaänieten zijn daar voor uw aangezicht, en gij zult door het zwaard vallen; want, omdat gij u afgekeerd hebt van den HEERE, zo zal de HEERE met u niet zijn. Nochtans poogden zij vermetel, om op de hoogte des bergs te klimmen; maar de ark des verbonds des HEEREN en Mozes scheidden niet uit het midden des legers. Toen kwamen af de Amalekieten en de Kanaänieten, die in dat gebergte woonden, en sloegen hen, en versmeten hen, tot Horma toe.
Numeri 14:39-45 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen Mozes deze woorden tot al de Israëlieten gesproken had, bedreef het volk zware rouw. En de volgende morgen vroeg wilden zij de bergtop beklimmen, onder de uitroep: Ziet, wij trekken op naar de plaats, van welke de HERE gesproken heeft, want wij hebben gezondigd. Maar Mozes zeide: Waarom staat gij op het punt het bevel des HEREN te overtreden? Dit zal toch niet gelukken. Trekt niet op, want de HERE is niet in uw midden – opdat gij niet de nederlaag lijdt tegen uw vijanden, want de Amalekieten en de Kanaänieten zijn daar tegenover u, en gij zult door het zwaard vallen, daarom dat gij u van de HERE hebt afgekeerd, en de HERE zal niet met u zijn. Toch waagden zij het de bergtop te beklimmen, doch de ark van het verbond des HEREN en Mozes verlieten de legerplaats niet. Toen kwamen de Amalekieten en de Kanaänieten die dat gebergte bewoonden, naar beneden, versloegen hen en dreven hen terug tot Chorma toe.
Numeri 14:39-45 Het Boek (HTB)
Toen Mozes de woorden van de HERE aan het volk overbracht, heerste diepe rouw in het kamp. De volgende morgen was iedereen vroeg op en zij trokken in de richting van het beloofde land. ‘Hier zijn wij,’ zeiden zij, ‘wij weten dat we hebben gezondigd, maar nu staan we klaar om het land dat de HERE ons heeft beloofd, binnen te trekken.’ Maar Mozes zei: ‘Het is nu te laat. De HERE heeft opdracht gegeven terug te keren naar de woestijn en die opdracht negeert u. Trek niet verder, want uw vijanden zullen u vernietigen, omdat de HERE niet bij u is. U weet toch nog wel dat de Amalekieten en Kanaänieten daar wonen? U hebt de HERE in de steek gelaten, nu laat Hij u in de steek.’ Maar zij trokken toch het bergland in, ook al bleven de ark en Mozes in het kamp achter. Daarop werden zij aangevallen door de Amalekieten en de Kanaänieten die daar woonden. Zij werden verslagen en teruggedreven tot aan Chorma.
Numeri 14:39-45 Herziene Statenvertaling (HSV)
Mozes sprak deze woorden tot al de Israëlieten. Toen treurde het volk zeer. Zij stonden 's morgens vroeg op en klommen naar de top van de berg en zeiden: Zie, hier zijn wij, wij zullen op weg gaan naar de plaats waarvan de HEERE gesproken heeft, want wij hebben gezondigd. Maar Mozes zei: Waarom overtreedt u zo het bevel van de HEERE? Want dat zal niet voorspoedig verlopen. Ga niet op weg, want de HEERE zal niet in uw midden zijn, zodat u niet door uw vijanden verslagen wordt. Want de Amalekieten en de Kanaänieten staan daar vóór u, en u zult door het zwaard vallen, want omdat u zich van achter de HEERE afgekeerd hebt, zal de HEERE niet met u zijn. Toch probeerden zij overmoedig naar de top van de berg te klimmen, maar de ark van het verbond van de HEERE en Mozes weken niet uit het midden van het kamp. Toen kwamen de Amalekieten en de Kanaänieten, die in dat bergland woonden, naar beneden en versloegen hen, en zij verpletterden hen, tot Horma toe.
Numeri 14:39-45 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen Mozes aan de Israëlieten vertelde wat de Heer had gezegd, waren ze diep bedroefd. De volgende morgen vroeg gingen ze toch op pad om het land te veroveren en de bergen in te gaan. Ze zeiden: "We gaan toch maar naar de plaats die de Heer ons heeft beloofd. Want we geven toe dat we verkeerd hebben gedaan." Maar Mozes zei: "Waarom doen jullie niet wat de Heer heeft bevolen? Het zal jullie niet lukken. Ga niet, want de Heer gaat niet met jullie mee. Jullie zullen door je vijanden verslagen worden. Jullie zullen moeten strijden tegen de Amalekieten en de Kanaänieten en ze zullen jullie doden. Want jullie zijn ongehoorzaam geweest aan de Heer. Daarom zal Hij niet met jullie meegaan." Toch trokken ze overmoedig het bergland in. Maar Mozes en de kist van het verbond van de Heer bleven in het tentenkamp. Toen kwamen de Amalekieten en de Kanaänieten die in die bergen wonen en versloegen hen. Ze joegen hen terug tot Horma.