Psalmen 68:1-35

Psalmen 68:1-35 Het Boek (HTB)

Als God aantreedt, vluchten zijn vijanden alle kanten uit, zij snellen weg om Hem niet te hoeven zien, alle mensen die Hem haten. U verdrijft hen. Zoals rook uit elkaar drijft en was in de warmte smelt, zo blijft van de ongelovigen niets over als God eraan komt. Maar de gelovigen zijn blij als zij God zien en juichen voor Hem. Met veel vertoon van blijdschap laten zij dat blijken. Zing voor God, zing psalmen ter ere van zijn naam. Maak een effen weg voor Hem die door de vlakten nadert. Zijn naam is HERE, jubel het uit voor Hem. Hij is een vader voor ouderloze kinderen en komt op voor de rechten van de weduwen, Hij is God, die woont in zijn heilig huis. God, die eenzame mensen weer familie geeft en gevangenen bevrijdt en welstand geeft, maar opstandigen laat Hij achter Zich in een dor en droog land. Mijn God, toen U voor ons volk uittrok en ons voorging in de wildernis, toen trilde de aarde en de hemel droop omdat U Zich toonde, zelfs de Sinaï beefde toen zij U zag, U, de God van Israël. U gaf ons een overvloed, vele goede dingen gaf U ons, o God. Toen het land uitgeput was, gaf U het nieuwe kracht. Uw volk putte daaruit. U hielp ons die er zo ellendig aan toe waren, met uw goedheid en trouw. Het machtige woord van de Here werd over ons uitgesproken en het goede nieuws werd ons door velen gebracht. De koningen van de vijandelijke legers vluchtten allemaal en de vrouwen konden de buit verdelen. Zou u tussen de schaapskooien blijven liggen? U zult zijn als duiven met zilveren vleugels en gouden slagpennen. Toen de Almachtige God de koningen verjoeg, leek de berg Salmon wit als sneeuw. De berg van God lijkt op de bergen van Basan, met hun vele toppen. Waarom kijken jullie, toppen van Basan, zo jaloers naar de berg die God uitkoos om er te wonen? Luister, de HERE zal daar voor eeuwig blijven wonen. God bezit vele duizenden strijdwagens. Vanaf de Sinaï is de Here zijn huis binnengegaan. U bent naar de hemel gegaan en hebt gevangenen met U meegenomen. U hebt geschenken ontvangen voor de mensen, zelfs voor de opstandigen onder hen. U wilt bij hen wonen, HERE God. Wij prijzen de Here, elke dag opnieuw staat Hij ons bij. Deze God geeft ons bevrijding. Die God is een God die altijd voor uitkomst zorgt. De Oppermachtige HERE bewaart ons voor de ondergang. Luister, God vernietigt zijn vijanden, Hij doodt de mensen die blijven zondigen. De Here heeft beloofd onze vijanden aan ons over te leveren, waar dan ook vandaan. Al moest Hij hen van de zeebodem weghalen. Opdat Israël de overwinning heeft en zelfs de honden hun deel krijgen van de vijand. O God, ik zie de feestelijke optocht ter ere van U gaan, iedereen loopt voor U, mijn God en mijn Koning, naar uw heilig huis. Vooraan lopen de zangers, daarachter de muzikanten met de snaarinstrumenten. Dan de jonge meisjes met hun tamboerijnen. Met prachtige liederen prijzen zij God, de HERE, die Israël steeds weer kracht en leven geeft. Ik zie daar de jongste stam, Benjamin, die een groot regeerder is. En de leiders van Juda, wat zijn het er veel! En daar de leiders van Zebulon en Naftali. Uw God gaf u de macht. O God, laat ons maar zien hoe groot uw macht is, waardoor U ons de overwinning gaf. De koningen bieden U geschenken aan voor uw tempel in Jeruzalem. Bedreig het ongedierte in het riet, de talloze stieren en kalveren van de volken. Allen die uit zijn op geldelijk gewin. Laat de volken die op oorlog uit zijn, uitzwermen naar alle kanten. Er komen hooggeplaatsten uit Egypte aan en de mensen uit Ethiopië wenden zich tot God en roepen Hem aan. Laten alle koninkrijken die er zijn, voor God lofliederen zingen. Zing psalmen voor de Here. Hij is meester over alle hemelen en alomtegenwoordig. Luister! Zijn machtige stem klinkt. Geef God alle eer. Hij is onze sterkte. Hij regeert over Israël. Zijn kracht omspant alles.

Psalmen 68:1-35 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Een psalm, een lied van David, voor den opperzangmeester. God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden. Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht. Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden; zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn. Zingt Gode, psalmzingt Zijn Naam; hoogt de wegen voor Dien, Die in de vlakke velden rijdt, omdat Zijn Naam is HEERE; en springt op van vreugde voor Zijn aangezicht. Hij is een Vader der wezen, en een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner heiligheid. Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert, die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre. O God! toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela. Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinaï, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israël. Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God! De Heere gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit. Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud. Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon. De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg. Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid. Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid! Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God! Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela. Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood. Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt. De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee; Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen. O God! zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom. De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden. Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israël! Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali. Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt! Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen. Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; en dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, die lust hebben in oorlogen. Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere! Sela. Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte. Geeft Gode sterkte! Zijn hoogheid is over Israël, en Zijn sterkte in de bovenste wolken.

Psalmen 68:1-35 Herziene Statenvertaling (HSV)

God staat op, Zijn vijanden worden overal verspreid; wie Hem haten, vluchten voor Zijn aangezicht. U verdrijft hen, zoals rook verdreven wordt; zoals was smelt voor vuur komen de goddelozen om voor Gods aangezicht. Maar de rechtvaardigen verblijden zich, zij springen op van vreugde voor Gods aangezicht en zijn van blijdschap vrolijk. Zing voor God, zing psalmen voor Zijn Naam; baan de wegen voor Hem Die door de vlakten rijdt, want HEERE is Zijn Naam; spring op van vreugde voor Zijn aangezicht. Vader van de wezen en Rechter van de weduwen: dát is God in Zijn heilige woning; een God Die eenzamen in een huisgezin plaatst, Die gevangenen uitleidt in voorspoed; maar de opstandigen wonen in een dor land. O God, toen U voor Uw volk uittrok, toen U voortschreed door de wildernis, Sela beefde de aarde, ook droop de hemel voor Gods aangezicht; zelfs deze Sinaï beefde, voor het aangezicht van God, de God van Israël. U hebt zeer milde regen doen druipen, o God; Ú hebt Uw eigendom versterkt, toen het uitgeput raakte. Uw kudde woonde daar; U maakte Uw eigendom door Uw goedheid gereed voor de ellendige, o God. De Heere gaf stof tot spreken; de boodschapsters van goede tijding vormden een groot leger. De koningen van de legermachten vluchtten weg, zij vluchtten weg; maar zij die thuis bleef, deelde de buit uit. Al lag u tussen twee rijen ovenstenen, toch zult u schitteren als vleugels van een duif, overtrokken met zilver en zijn veren met bewerkt groenglanzend goud. Toen de Almachtige de koningen in het land overal verspreidde, sneeuwde het op de berg Zalmon. De berg Basan is een machtige berg, de berg Basan is een berg met vele toppen. Waarom, gebergte met al uw toppen, kijkt u met afgunst naar deze berg, die God als Zijn woning heeft begeerd? Ja, de HEERE zal er voor altijd wonen. De strijdwagens van God zijn tweemaal tienduizend, ontelbare duizenden. De Heere is bij hen, een Sinaï in heiligheid. U bent opgevaren naar omhoog, U hebt gevangenen weggevoerd, U hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen, ja, ook aan opstandigen: om bij U te wonen, HEERE God! Geloofd zij de Heere; dag aan dag overlaadt Hij ons. Die God is onze zaligheid. Sela Die God is ons een God van volkomen zaligheid; bij de HEERE, de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood. Ja, God zal de kop van Zijn vijanden verpletteren, de harige schedel van wie met zijn schuldige wandel doorgaat. De Heere heeft gezegd: Ik breng u terug uit Basan; Ik breng u terug uit de diepten van de zee, opdat u uw voet kunt baden in bloed, en de tong van uw honden zijn deel krijgt van de vijanden. O God, zij hebben Uw intocht gezien, de intocht van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom. De zangers gingen voorop, de snarenspelers daarachter, in het midden de trommelende meisjes. Loof God in de samenkomsten, loof de Heere, u die voortkomt uit de bron van Israël. Daar is Benjamin, de kleine, die over hen heerste, daar zijn de vorsten van Juda, hun gezelschap, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali. Uw God heeft uw kracht aan u geboden; versterk, o God, wat U aan ons gedaan hebt! Omwille van Uw tempel in Jeruzalem zullen koningen U geschenken brengen. Bestraf de wilde dieren in het riet, de horde stieren onder de kalveren van de volken, hem die zich onderwerpt met stukken zilver. Hij heeft de volken uitgestrooid die vreugde vinden in oorlog. Vorstelijke gezanten zullen uit Egypte komen, Cusj zal zich haasten zijn handen naar God uit te strekken. Koninkrijken van de aarde, zing voor God; zing psalmen voor de Heere, Sela Die rijdt door de aloude hemel der hemelen; zie, Hij laat Zijn stem klinken, een stem met macht. Geef macht aan God; Zijn majesteit is over Israël en Zijn macht tot in de wolken.

Psalmen 68:1-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

God staat op, zijn vijanden worden verstrooid, zijn haters vluchten voor zijn aangezicht. Gelijk rook verdreven wordt, verdrijft Gij hen; gelijk was smelt voor het vuur, zo vergaan de goddelozen voor Gods aangezicht. Maar de rechtvaardigen verheugen zich, zij juichen voor Gods aangezicht en zijn blijde met vreugdebetoon. Zingt Gode, psalmzingt zijn naam, baant de weg voor Hem die door de vlakten rijdt; HERE is zijn naam, juicht dan voor zijn aangezicht. Hij is de vader der wezen en de rechter der weduwen, God in zijn heilige woning; God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed; doch weerspannigen wonen in een dor land. O God, toen Gij vóór uw volk uittoogt, toen Gij in de wildernis voortschreedt, sela beefde de aarde, ook dropen de hemelen voor het aangezicht van God; zelfs de Sinai voor het aangezicht van God, de God van Israël. Een regen van milde gaven storttet Gij uit, o God, Gij versterktet uw erfdeel, toen het was uitgeput; uw schare zette zich daarin neder, Gij bereiddet het in uw goedheid voor de ellendige, o God. De Here deed het machtwoord weerklinken; de boodschapsters van goede tijding waren een grote schare. De koningen der legerscharen vluchtten, zij vluchtten, en de vrouwe des huizes verdeelde de buit. Laagt gij niet neer tussen de kooien? – de vleugelen der duiven waren overtogen met zilver, haar slagpennen met glanzend goud – toen de Almachtige de koningen uiteendreef, sneeuwde het door haar op de Salmon. Een gebergte Gods: het gebergte van Basan. Gebergte van Basan, veeltoppig gebergte, waarom ziet gij afgunstig, gij veeltoppige bergen, naar de berg die God Zich ter woning begeerde? Waarlijk, de HERE zal er voor eeuwig wonen. Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, duizenden bij duizenden; de Here is van de Sinai het heiligdom binnengegaan. Gij zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd; Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen, ja ook van weerspannigen – om daar te wonen, o HERE God. Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. sela Die God is ons een God van uitreddingen, bij de HERE Here zijn uitkomsten tegen de dood. Waarlijk, God verplettert het hoofd van zijn vijanden, de harige schedel van wie volhardt in zijn schuldige daden. De Here heeft gezegd: Uit Basan breng Ik weder, Ik breng weder uit de diepten der zee, opdat gij uw voet baadt in bloed, de tong uwer honden haar deel krijge van de vijanden. Men ziet uw feeststoet, o God, de feeststoet van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom. Voorop gaan zangers, daarachter snarenspelers, in het midden jonkvrouwen, die de tamboerijn slaan. In koren prijzen zij God, de HERE, die immers de springader Israëls is. Daar is Benjamin, de jongste, hun heerser, de vorsten van Juda in drommen, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali. Uw God gebood uw macht; toon uw macht, o God, Gij, die voor ons gewrocht hebt. Vanwege uw tempel, ter wille van Jeruzalem bieden koningen u geschenken. Bedreig het gedierte in het riet, de stierenbende met de kalveren der volken, Gij, die u werpt op hen die belust zijn op zilver, verstrooi de volken die behagen scheppen in strijd. Aanzienlijken naderen uit Egypte, Ethiopië strekt haastig de handen uit tot God. Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode, psalmzingt de Here; sela Hem, die door de aloude hemel der hemelen rijdt. Hoor, Hij laat zijn machtige stem weerklinken! Geeft Gode sterkte; zijn majesteit is over Israël, zijn sterkte in de wolken.

Psalmen 68:1-35 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Een lied van David. Voor de leider van het koor. Als God komt, slaan zijn vijanden op de vlucht. Ze vluchten voor Hem uit. Ze worden weggeblazen als rook, smelten weg als bijenwas bij het vuur. Er blijft niets van hen over. Maar de mensen die leven zoals Hij het wil, zijn blij. Ze zullen voor Hem zingen en juichen. Zing voor God, zing dankliederen voor Hem. Maak de weg vrij voor Hem die over de vlakten rijdt. Zijn naam is Heer. Juich blij voor Hem. Hij is een Vader voor de weeskinderen. Hij komt op voor de weduwen. Hij is God in zijn heilige huis. Aan eenzame mensen geeft Hij een gezin. Gevangenen bevrijdt Hij. Maar mensen die Hem ongehoorzaam zijn, laat Hij wonen in een dor land. God, toen U vóór uw volk uittrok, dwars door de woestijn, beefde de aarde en stroomde de regen uit de hemel van ontzag voor God. Zelfs de berg Sinaï beefde van ontzag voor God, de God van Israël. U stortte een stroom van goede dingen uit over uw volk, toen uw volk uitgeput was. U maakte hen weer sterk. Zo kregen ze weer nieuwe kracht. U gaf de mensen wat ze nodig hadden, omdat U zo goed bent. De Heer gaf een bevel aan een grote groep boodschappers om overal het goede nieuws te vertellen: "De koningen van de vijanden zijn gevlucht! Hun legers zijn gevlucht! De vrouwen verdelen thuis de buit! Ook al zitten jullie nog thuis tussen de potten, jullie zullen duivenvleugels hebben, bedekt met zilver, bedekt met glanzend goud." Toen de Almachtige God de koningen de bergen in joeg, viel er sneeuw op de berg Zalmon. Bergen van Basan, bergen van God, indrukwekkend en hoog, bergtoppen van Basan, waarom zijn jullie jaloers op de berg die door God is uitgekozen als de plaats waar Hij voor eeuwig wil wonen? God heeft tienduizenden strijdwagens. De Heer is bij hen, zoals op de berg Sinaï. U steeg op naar de hemel. U bevrijdde de krijgsgevangenen. U nam geschenken om uit te delen aan de mensen, zelfs aan mensen die U niet willen dienen. Want U wil bij de mensen wonen. Prijs de Heer! Elke dag is onze God zo ontzettend goed voor ons! Hij redt ons altijd. Onze Heer God redt ons van de dood. God verplettert zijn vijanden. Hij vernietigt de mensen die slechte dingen blijven doen. De Heer heeft gezegd: "Ik zal jullie vijanden aan jullie uitleveren, of Ik ze nu moet halen van de toppen van Basan, of van de bodem van de zee. Jullie zullen kunnen waden in hun bloed. Jullie honden zullen hun bloed oplikken." De mensen zien uw feestelijke intocht, de feestelijke intocht van mijn God, mijn Koning, in zijn heiligdom. Voorop lopen zangers, daarachter meisjes met tamboerijnen, gevolgd door de mensen die muziek maken. Met z'n allen prijzen we de Heer God, uit wie het volk Israël is ontstaan. Voorop gaat de stam van Benjamin, de jongste zoon van Jakob, met zijn leiders. Daar gaan de leiders van de stam van Juda, een grote groep. Dan de leiders van de stam van Zebulon, en de leiders van de stam van Naftali. God is zo machtig! God, laat ons uw macht zien, laat zien wat U voor ons heeft gedaan! Koningen brengen U geschenken voor uw heiligdom in Jeruzalem. Bedreig Egypte, dat land tussen het riet van de Nijl. Bedreig de leiders van de volken, want ze zijn alleen maar uit op oorlog en op buit. Leiders van Egypte komen naar U toe. Ethiopië brengt U haastig geschenken. Koninkrijken van de aarde, zing voor God, zing liederen voor de Heer. Zing voor Hem die door de hoogste hemel rijdt, voor Hem die er altijd al is geweest. Hoor: daar klinkt zijn machtige stem! Geef toe dat God machtig is. Hij regeert over Israël. Zo hoog als de hemel is, zó groot is zijn macht.