Openbaring 2:18-27

Openbaring 2:18-27 Herziene Statenvertaling (HSV)

En schrijf aan de engel van de gemeente in Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper: Ik ken uw werken, de liefde, het dienstbetoon, het geloof, uw volharding en uw werken, en ook dat de laatste meer zijn dan de eerste. Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden, zodat zij hoererij bedrijven en afgodenoffers eten. En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren, maar zij heeft zich niet bekeerd. Zie, Ik werp haar te bed, en breng hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken. En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoekt, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken. Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voor zover zij deze leer niet hebben en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom. En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen.

Openbaring 2:18-27 BasisBijbel (BB)

De Heer zei tegen Johannes: "Schrijf aan de engel van de gemeente in Tyatira: Dit zegt de Zoon van God die ogen heeft die vlammen als vuur, en voeten die lijken op gloeiend koper: Ik weet wat jullie allemaal doen. Ik weet hoeveel jullie van Mij houden. Ook weet Ik hoe groot jullie geloof is en hoe jullie volhouden om Mij te dienen. En Ik weet dat wat jullie nu doen, beter is dan wat jullie vroeger deden. Maar Ik vind het níet goed van jullie, dat jullie de vrouw Izebel haar gang laten gaan. Ze zegt dat ze namens Mij spreekt, maar ze leert mijn dienaren heel verkeerde dingen. Ze probeert de mensen ontrouw te maken aan Mij. Ze haalt mijn dienaren over om offers te gaan brengen aan de afgoden. Ik heb haar de tijd gegeven om hiermee te stoppen en te gaan leven zoals Ik het wil. Maar ze wil niet. Daarom zal Ik haar ziek maken. En alle mensen die met haar meedoen, zullen in grote moeilijkheden komen als ze niet stoppen met wat ze doen. Ik zal hen zelfs doden. Zo zullen alle gemeenten weten dat Ik de mensen door en door ken. En Ik zal iedereen geven wat hij heeft verdiend met wat hij gedaan heeft. Maar er zijn ook mensen in Tyatira die niet naar haar hebben geluisterd. Zij hebben niet meegedaan met de duivelse dingen die de anderen deden. Hun geef Ik geen nieuwe opdracht. Tegen hen zeg Ik alleen dit: Houd vast aan het geloof dat jullie hebben, totdat Ik terugkom. Als je overwint en Mij tot het einde toe gehoorzaamt, zal Ik je macht geven over de ongelovigen. Je zal streng over hen heersen, als met een ijzeren staf. Je zal hen vernietigen, als een kruik die je stukbreekt. Je zal dezelfde macht hebben die de Vader aan Mij heeft gegeven.