Romeinen 1:8-17
Romeinen 1:8-17 Het Boek (HTB)
Om te beginnen dank ik God door Jezus Christus voor u allemaal. Want het nieuws dat u in Christus gelooft, gaat over de hele wereld. God weet dat ik voortdurend voor u bid. Ik dien Hem met hart en ziel en vertel de mensen het goede nieuws over zijn Zoon. Telkens wanneer ik bid, vraag ik God of ik, als Hij het goed vindt, een veilige reis naar Rome mag maken om u te bezoeken. Ik verlang ernaar u te zien. Ik wil u zo graag iets geestelijks geven, iets waardoor u versterkt wordt. Of kan ik het beter zo zeggen: ik wil graag dat u en ik door elkaars geloof bemoedigd zullen worden. U moet weten, broeders en zusters, dat ik vaak van plan ben geweest u te bezoeken om bij u, net als bij andere volken, mensen voor Christus te winnen. Maar tot nu toe was ik steeds verhinderd. Het is namelijk mijn plicht om beschaafde volken en volken zonder beschaving, ontwikkelde én ongeletterde mensen het goede nieuws te brengen. Daarom verlang ik er vurig naar om, voor zover dat in mijn vermogen ligt, ook u in Rome dat goede nieuws te brengen. Ik schaam mij niet voor dit goede nieuws. Het is immers door de kracht van God het middel waardoor mensen die het geloven, gered worden. In de eerste plaats is dit nieuws voor de Joden, maar ook voor alle andere volken. Want in dat goede nieuws wordt de rechtvaardigheid van God bekendgemaakt. Dit betekent dat iedereen volkomen op Hem moet vertrouwen. De profeet Habakuk heeft immers geschreven: ‘De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven.’
Romeinen 1:8-17 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Eerstelijk dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld. Want God is mijn Getuige, Welken ik diene in mijn geest, in het Evangelie Zijns Zoons, hoe ik zonder nalaten uwer gedenke; Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd, door den wil van God, om tot ulieden te komen. Want ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, ten einde gij versterkt zoudt worden; Dat is, om mede vertroost te worden onder u, door het onderlinge geloof, zo het uwe als het mijne. Doch ik wil niet, dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen. Beiden Grieken en Barbaren, beiden wijzen en onwijzen ben ik een schuldenaar. Alzo hetgeen in mij is, dat is volvaardig, om u ook, die te Rome zijt, het Evangelie te verkondigen. Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek. Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Romeinen 1:8-17 Herziene Statenvertaling (HSV)
Allereerst nu dank ik mijn God door Jezus Christus voor u allen, omdat uw geloof in de hele wereld wordt verkondigd. Want God, Die ik in mijn geest dien in het Evangelie van Zijn Zoon, is mijn Getuige, hoe ik zonder ophouden aan u denk. Steeds weer vraag ik in mijn gebeden of mij, zo mogelijk, door de wil van God eens een goede gelegenheid geboden zal worden om naar u toe te komen. Want ik verlang er vurig naar u te zien, om u in enige geestelijke genadegave te laten delen, waardoor u versterkt zou worden, dat is te zeggen, om in uw midden samen bemoedigd te worden door het onderlinge geloof, zowel dat van u als dat van mij. Maar ik wil niet dat u er geen weet van hebt, broeders, dat ik dikwijls het voornemen had naar u toe te komen om ook onder u enige vrucht te hebben, zoals ook onder de andere heidenen. Tot nu toe was ik echter verhinderd. Ik sta in de schuld bij Grieken en niet-Grieken, bij wijzen en onverstandigen. Zo is wat in mij is, gewillig om ook u die in Rome bent, het Evangelie te verkondigen. Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek. Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Romeinen 1:8-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, omdat in de gehele wereld van uw geloof gesproken wordt. Want God, die ik met mijn geest dien in het evangelie van zijn Zoon, is mijn getuige, hoe ik onophoudelijk te allen tijde bij mijn gebeden uwer gedenk, biddende, of mij eindelijk door de wil van God eens een weg gebaand moge worden om tot u te komen. Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking, dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij. Doch ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat ik dikwijls het voornemen heb opgevat tot u te komen – waarin ik tot nu toe verhinderd ben – om ook onder u enige vrucht te hebben, evenals onder de andere heidenen. Van Grieken en niet-Grieken, van wijzen en onwetenden ben ik een schuldenaar. Vandaar mijn bereidheid om ook u te Rome het evangelie te brengen. Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.
Romeinen 1:8-17 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus voor jullie allemaal. Want overal wordt over jullie geloof gesproken. God weet dat ik altijd voor jullie bid. (En ik dien Hem met hart en ziel, door de mensen het goede nieuws van zijn Zoon te vertellen.) Dan bid ik [ ook ] dat God ervoor zal zorgen dat ik eindelijk naar jullie toe kan komen. Want ik wil jullie erg graag zien en jullie geloof verder opbouwen. Dan kunnen we elkaar bemoedigen door ons geloof: ik zal bemoedigd worden door jullie geloof, en jullie zullen bemoedigd worden door mijn geloof. Jullie mogen best weten, broeders en zusters, dat ik al vaak van plan ben geweest om naar jullie toe te komen. Want ik wil ook bij jullie een goed resultaat hebben [ van mijn werk ], net als bij de andere niet-Joodse gelovigen. Maar tot nu toe is het niet gelukt om te komen. Ik moet niet alleen aan de Grieken het goede nieuws vertellen, maar ook aan mensen van andere volken en culturen. En niet alleen aan heel wijze mensen, maar gewoon aan iedereen. Daarom wil ik ook graag aan jullie in Rome het goede nieuws vertellen. Want ik schaam mij niet voor het goede nieuws van Christus. Want het goede nieuws is de kracht van God: iedereen die het gelooft, wordt erdoor gered. Het goede nieuws is op de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor de andere volken. Want in het goede nieuws laat God zien, hoe mensen kunnen worden vrijgesproken van hun schuld voor hun ongehoorzaamheid aan God. Namelijk door geloof dat steeds meer groeit. Het is zoals er [ in de Boeken ] staat: "Mensen die leven zoals Ik het wil, zullen leven door hun geloof in Mij."