Ruth 1:20-22
Ruth 1:20-22 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Maar Naomi zei tegen hen: "Noem mij maar geen Naomi [ (= 'mooi en vriendelijk') ] meer. Noem mij voortaan maar Mara [ (= 'bitter') ]. Want de Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt. Toen ik vertrok, had ik alles. Maar met lege handen heeft de Heer mij teruggebracht. Waarom zouden jullie mij Naomi noemen? Want de Heer is tégen mij. De Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt." Zo kwam Naomi terug met Ruth, de vrouw uit Moab die met haar zoon getrouwd was geweest. Het was net de oogsttijd van de gerst toen ze in Betlehem terugkwamen.
Ruth 1:20-22 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Maar zij zeide tot henlieden: Noemt mij niet Naomi, noemt mij Mara; want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft? Alzo kwam Naomi weder, en Ruth, de Moabietische, haar schoondochter, met haar, die uit de velden Moabs wederkwam; en zij kwamen te Bethlehem in het begin van den gersteoogst.
Ruth 1:20-22 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar zij zei tegen hen: Noem mij niet Naomi, noem mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. Ík ging vol weg, maar de HEERE heeft mij leeg laten terugkeren. Waarom zou u mij Naomi noemen, nu de HEERE tegen mij getuigd heeft en de Almachtige mij kwaad gedaan heeft? Zo keerde Naomi terug, en met haar Ruth, de Moabitische, haar schoondochter. Zij keerde uit de vlakten van Moab terug. En zij kwamen in Bethlehem, aan het begin van de gersteoogst.
Ruth 1:20-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar zij zeide tot haar: Noemt mij niet Noömi; noemt mij Mara, want de Almachtige heeft mij veel bitterheid aangedaan. Vol ben ik heengegaan, maar leeg heeft mij de HERE doen terugkeren. Waarom zoudt gij mij Noömi noemen, daar de HERE tegen mij heeft getuigd en de Almachtige mij kwaad heeft aangedaan? Zo keerde Noömi terug met Ruth, de Moabitische, haar schoondochter, die met haar uit het veld van Moab meegekomen was. En zij kwamen te Betlehem aan in het begin van de gersteoogst.
Ruth 1:20-22 Het Boek (HTB)
Maar Naomi antwoordde: ‘Noem mij geen Naomi (Aangenaam) meer. Noem mij Mara (Bitter). Want de Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt. Rijk ben ik weggegaan, maar arm heeft de HERE mij laten terugkeren. Waarom zouden jullie mij Naomi noemen, terwijl de HERE tegen mij is geweest en mij zoveel ellende heeft aangedaan?’ Hun terugkeer uit Moab viel in de tijd dat de gerst werd geoogst.