Ruth 4:1-12
Ruth 4:1-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En Boaz ging op in de poort, en zette zich aldaar en ziet, de losser, van welken Boaz gesproken had, ging voorbij; zo zeide hij: Wijk herwaarts, zet u hier, gij, zulk een! En hij week derwaarts, en zette zich. En hij nam tien mannen van de oudsten der stad, en zeide: Zet u hier; en zij zetten zich. Toen zeide hij tot dien losser: Het stuk lands, dat van onzen broeder Elimelech was, heeft Naomi, die uit der Moabieten land wedergekomen is, verkocht; En ik heb gezegd: Ik zal het voor uw oor openbaren, zeggende: Aanvaard het in tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het mij, dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij, die het losse, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen. Maar Boaz zeide: Ten dage, als gij het land aanvaardt van de hand van Naomi, zo zult gij het ook aanvaarden van Ruth, de Moabietische, de huisvrouw des verstorvenen, om den naam des verstorvenen te verwekken over zijn erfdeel. Toen zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen. Nu was dit van ouds een gewoonheid in Israël, bij de lossing en bij de verwisseling, om de ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en gaf dien aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in Israël. Zo zeide deze losser tot Boaz: Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen uit. Toen zeide Boaz tot de oudsten en al het volk: Gijlieden zijt heden getuigen, dat ik aanvaard heb alles, wat van Elimelech geweest is, en alles, wat van Chiljon en Machlon geweest is, van de hand van Naomi. Daartoe aanvaard ik mij ook Ruth, de Moabietische, de huisvrouw van Machlon, tot een vrouw, om den naam des verstorvenen over zijn erfdeel te verwekken, opdat de naam des verstorvenen niet worde uitgeroeid van zijn broederen, en van de poort zijner plaats; gijlieden zijt heden getuigen. En al het volk, dat in de poort was, mitsgaders de oudsten, zeiden: Wij zijn getuigen; de HEERE make deze vrouw, die in uw huis komt, als Rachel en als Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben; en handel kloekelijk in Efratha, en maak uw naam vermaard in Bethlehem! En uw huis zij, als het huis van Perez (dien Thamar aan Juda baarde), van het zaad, dat de HEERE u geven zal uit deze jonge vrouw.
Ruth 4:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Intussen was Boaz naar de poort gegaan en had zich daar neergezet. En zie, daar ging de losser voorbij, van wie Boaz gesproken had. Toen zeide hij: Gij daar, kom eens hier, zet u hier neer. Hij dan kwam en zette zich neer. Daarop nam hij tien mannen uit de oudsten der stad en zeide: Zet u hier neer. En zij zetten zich neer. Toen zeide hij tot de losser: Noömi, die uit het veld van Moab teruggekeerd is, verkoopt het stuk land, dat aan onze broeder Elimelek toebehoorde. Nu heb ik gedacht – ik vertrouw het uw oor toe –: Koop gij het in tegenwoordigheid van hen die hier zitten en van de oudsten mijns volks. Indien gij lossen wilt, los het; maar indien gij niet wilt lossen, verklaar het mij dan, opdat ik het wete, want er is niemand om te lossen behalve gij, en daarna ik. Toen zeide hij: Ik zal lossen. Maar Boaz zeide: Op de dag dat gij het land koopt uit de hand van Noömi, verwerft gij ook Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, om de naam van de gestorvene op zijn erfdeel in stand te houden. Toen zeide de losser: Dan kan ik het voor mij niet lossen, want ik zou mijn eigen erfdeel te gronde richten. Los gij voor u wat ik zou moeten lossen; want ik kan het niet lossen. Nu was het vroeger in Israël bij lossing en ruiling gebruik, dat, wilde men aan enige zaak geldigheid verlenen, de een zijn schoen uittrok en aan de ander gaf. Dit was in Israël de bekrachtiging. En de losser zeide tot Boaz: Koop gij het voor u. En hij trok zijn schoen uit. Hierop zeide Boaz tot de oudsten en tot al het volk: Gij zijt heden getuigen, dat ik al wat Elimelek heeft toebehoord en al wat Kiljon en Machlon heeft toebehoord, koop uit de hand van Noömi; ook Ruth, de Moabitische, de vrouw van Machlon, verwerf ik mij tot vrouw om de naam van de gestorvene op zijn erfdeel in stand te houden. Zo zal de naam van de gestorvene niet uitgeroeid worden uit zijn broederen en uit de poort zijner woonplaats. Gij zijt heden getuigen. En al het volk dat in de poort was, en de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen. De HERE make de vrouw die in uw huis komt, als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben! Handel dan kloek in Efrata en maak u een naam in Betlehem; uw huis worde als het huis van Peres, die Tamar aan Juda baarde, door het kroost dat de HERE u geven zal uit deze jonge vrouw!
Ruth 4:1-12 Het Boek (HTB)
Boaz ging bij de stadspoort zitten wachten op het andere familielid. Toen hij hem voorbij zag gaan, riep hij: ‘Zeg, hebt u even tijd voor mij? Ik wil iets met u bespreken!’ De man kwam naar hem toe en ging naast hem zitten. Daarna riep Boaz tien leiders van de stad en vroeg hun erbij te komen zitten als getuigen. Boaz zei tegen zijn familielid: ‘U kent Naomi, die uit Moab is teruggekeerd, nietwaar? Zij wil het stuk land van Elimélech verkopen. Het leek me goed er eerst met u over te spreken, zodat u het kunt kopen als u wilt, in het bijzijn van deze respectabele getuigen. Als u het wilt kopen, zeg het mij dan, want als u geen gebruik maakt van uw recht, doe ik het. U hebt het eerste recht van koop, daarna ik.’ De man antwoordde: ‘Goed, ik zal het kopen.’ Boaz voegde eraan toe: ‘Als u het land van Naomi koopt, moet u ook met Ruth, haar Moabitische schoondochter, trouwen. Dan kan zij kinderen krijgen die Machlons naam zullen dragen en zijn land zullen erven.’ ‘In dat geval kan ik het niet doen,’ antwoordde de man. ‘Daardoor zou mijn eigen bezit minder waard worden. Koopt u het maar, want ik kan het me niet veroorloven.’ In die tijd was het in Israël gewoonte dat als iemand het recht van koop aan een ander gaf, hij zijn sandaal uittrok en die aan de ander overhandigde. Deze handeling gaf openbare geldigheid aan de transactie. Toen de man tegen Boaz zei: ‘Koopt u het zelf maar,’ trok hij dus zijn sandaal uit. Boaz keerde zich naar de getuigen en de mensen die er omheen stonden en zei: ‘U bent er allemaal getuige van dat ik nu alle vroegere bezittingen van Elimélech en zijn zonen Machlon en Chiljon koop van Naomi. Ik zal ook trouwen met Ruth, de Moabitische, de weduwe van Machlon. Haar kinderen zullen Elimélechs naam dragen en zijn land erven. Zo zal zijn naam voortleven in zijn familie en in zijn stad. U bent er vandaag getuige van.’ Alle toehoorders en de getuigen stemden ermee in en zeiden: ‘Ja, wij zijn er getuige van. Moge de HERE deze vrouw die bij u komt wonen, zegenen als Rachel en Lea, die beiden het volk Israël groot hebben gemaakt en van wie het hele volk Israël afstamt! En wat uzelf betreft, moge het u voorspoedig gaan en moge u beroemd worden in Bethlehem. Mogen de kinderen die de HERE u zal geven door deze jonge vrouw, zijn als die van Peres, de zoon van Tamar en Juda.’
Ruth 4:1-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Intussen ging Boaz naar de poort en ging daar zitten. En zie, de losser over wie Boaz gesproken had, kwam voorbij. Toen zei hij: Kom eens hier en ga hier zitten, u daar, hoe u ook heet. En hij kwam daarheen en ging zitten. En hij haalde tien mannen uit de oudsten van de stad, en zei: Gaat u hier zitten. En zij gingen zitten. Toen zei hij tegen de losser: Het stuk land dat van onze broeder Elimelech was, heeft Naomi, die uit het land Moab teruggekomen is, verkocht. En ík heb gezegd: Ik zal het u ter ore doen komen door te zeggen: Koop het, in aanwezigheid van de inwoners en in aanwezigheid van de oudsten van mijn volk. Als u het wilt lossen, los het. En als u het niet wilt lossen, vertel het mij dan, zodat ik het weet. Want er is niemand om het te lossen, behalve u, en ik na u. Toen zei hij: Ik zal het lossen. Maar Boaz zei: Op de dag dat u het land van de hand van Naomi koopt, koopt u het ook van Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, om de naam van de gestorvene over zijn erfelijk bezit in stand te houden. Toen zei de losser: Ik kan het voor mij niet lossen, anders zou ik mijn erfelijk bezit te gronde richten. Neemt ú voor uw rekening wat ik zou moeten lossen, want ik kan het niet lossen. Nu was het vroeger in Israël bij lossing en bij ruil de gewoonte om de hele zaak te bevestigen: iemand trok zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit diende als bewijs in Israël. Dus zei de losser tegen Boaz: Koopt u het voor uzelf. En hij trok zijn schoen uit. Toen zei Boaz tegen de oudsten en heel het volk: U bent vandaag getuigen dat ik van de hand van Naomi alles gekocht heb wat van Elimelech geweest is, en alles wat van Chiljon en Machlon geweest is. Daarbij neem ik voor mijzelf Ruth, de Moabitische, de vrouw van Machlon, tot vrouw om de naam van de gestorvene over zijn erfelijk bezit in stand te houden, opdat de naam van de gestorvene niet zal worden uitgewist onder zijn broeders en in de poort van zijn woonplaats. U bent vandaag getuigen. En heel het volk dat in de poort was en de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen. Moge de HEERE deze vrouw, die in uw huis komt, maken als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben. Doe krachtige daden in Efratha en maak uw naam beroemd in Bethlehem. En moge uw huis worden als het huis van Perez, die Tamar aan Juda baarde, door het nageslacht dat de HEERE u uit deze jonge vrouw geven zal.
Ruth 4:1-12 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Intussen was Boaz in de stadspoort gaan zitten. Op een gegeven moment liep daar de man voorbij over wie Boaz het had gehad. Boaz riep hem: "Wil je even hier komen?" Hij vroeg tien wijze mannen van de stad erbij te komen zitten. Toen zei hij tegen de andere man: "Naomi is uit Moab teruggekomen. Nu verkoopt ze het stuk land dat van ons familielid Elimelech is geweest. Ik wil jou vragen of jij het wil kopen. Dan zijn deze mannen daarvan getuigen. Want jij hebt het eerste recht om dat stuk land te kopen. Als je het wil hebben, koop het dan. Maar als je het niet wil kopen, laat me dat dan weten. Want jij hebt het eerste recht om het te kopen, en daarna ik. Verder niemand." De man antwoordde: "Ik zal het kopen." Maar Boaz zei: "Als je het land van Naomi koopt, moet je ook met Ruth trouwen, de vrouw uit Moab die getrouwd is geweest met één van Naomi's zonen. Het eerste kind dat ze krijgt, zal tellen als kind van haar overleden man. Want zo zal zijn naam blijven bestaan en blijft zijn stuk grond van zijn familie." De man antwoordde: "Dan wil ik het land niet kopen. Want dan zou ik geen kinderen hebben die mijn eigen stuk grond zullen erven. Koop jij het land maar en trouw met Ruth, want ik kan dat niet doen." Nu was het vroeger in Israël de gewoonte als er stukken land gekocht of geruild werden, dat de koop of ruil pas geldig was als de één zijn schoen uittrok en aan de ander gaf. Dus toen de man tegen Boaz zei: 'Koop jij het maar,' gaf hij Boaz zijn schoen. Toen zei Boaz tegen de andere mannen in de poort: "Jullie hebben het vandaag gehoord: alles wat van Elimelech geweest is en alles wat van Chiljon en Machlon geweest is, koop ik van Naomi. Ook Ruth, de vrouw uit Moab, de vrouw van Machlon, wordt van mij. Ik zal met haar trouwen en de kinderen die wij krijgen, zullen tellen als kinderen van haar overleden man. Zo zal zijn naam blijven bestaan en zal zijn grond van zijn familie blijven. Jullie hebben het gehoord." En de mannen in de poort zeiden: "We hebben het gehoord. We wensen je toe dat de Heer goed zal zijn voor de vrouw die nu in je huis komt, zodat ze net zoveel kinderen zal krijgen als Rachel en Lea, uit wie het hele volk Israël ontstaan is! We wensen je toe dat het goed met je zal gaan in Efrata en dat je bekend zal zijn in Betlehem. En dat je familie zal worden als die van Perez, de zoon van Tamar en Juda."