1
Genesis 12:2-3
Herziene Statenvertaling
Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
Ṣe Àfiwé
Ṣàwárí Genesis 12:2-3
2
Genesis 12:1
De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal.
Ṣàwárí Genesis 12:1
3
Genesis 12:4
Toen ging Abram op weg, zoals de HEERE tot hem gesproken had, en Lot ging met hem mee. Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran vertrok.
Ṣàwárí Genesis 12:4
4
Genesis 12:7
Toen verscheen de HEERE aan Abram en zei: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij daar een altaar voor de HEERE, Die hem verschenen was.
Ṣàwárí Genesis 12:7
Ilé
Bíbélì
Àwon ètò
Àwon Fídíò