1 Korintiërs 3:1-9

1 Korintiërs 3:1-9 BB

Maar, broeders en zusters, ik kon niet tegen jullie spreken als tegen mensen die Gods Geest in zich hebben. Want ook al geloven jullie, toch denken jullie nog op de manier van de ongelovige mensen. Dus als mensen die Gods Geest niet hebben. Jullie zijn nog steeds baby's in het geloof. Jullie weten nog bijna niets van Christus. Ik heb jullie heel eenvoudige dingen over God geleerd. Net zoals je aan baby's melk moet geven en geen vast voedsel. Want de moeilijker dingen konden jullie nog niet begrijpen. En dat kunnen jullie nog steeds niet. Want jullie doen en denken nog precies als de ongelovige mensen. Want als jullie jaloers zijn en ruzie maken, dan zijn jullie toch nog net als de ongelovige mensen? Dan zijn jullie toch nog helemaal niet veranderd? Want als de één zegt: "Ík hoor bij Paulus!" en de ander: "Ík hoor bij Apollos!" dan zijn jullie toch onveranderde mensen? Want wat zijn Apollos en Paulus? Gewoon dienaren [ van God ] door wie jullie in Jezus zijn gaan geloven! We hebben allebei het werk gedaan dat we van de Heer moesten doen. Ik heb [ het geloof in jullie hart ] geplant. Apollos heeft [ jullie geloof ] verzorgd. Maar God zorgde voor de groei [ van jullie geloof ]. Daarom is degene die plant niet belangrijk, en degene die verzorgt ook niet. Alleen God is belangrijk, want Hij zorgt voor de groei. Maar de planter en de verzorger zijn wel allebei nodig. En allebei zullen ze hun eigen beloning krijgen voor het werk dat ze hebben gedaan. Zo zijn wij dus Gods medewerkers. En jullie zijn Gods akker [ waarop Híj werkt ]. [ Je zou ook kunnen zeggen: ] Jullie zijn Gods gebouw.