Deuteronomium 4

4
Mozes moedigt het volk aan om zich aan de wet van God te houden
1Israël, luister dan nu goed naar de wetten en leefregels die ik jullie leer. Want als jullie je daaraan houden, zal het goed met jullie gaan. Dan zullen jullie het land veroveren dat de Heer, de God van jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob, jullie wil geven. 2Verander niets aan de wetten van de Heer God die ik jullie geef. Je mag er niets aan toevoegen en je mag er niets vanaf halen. Houd je er heel precies aan.
3Jullie hebben met eigen ogen gezien wat God heeft gedaan toen jullie Baäl-Peor waren gaan aanbidden. Hij heeft toen alle mannen en vrouwen die Baäl-Peor aanbaden, gedood. 4Maar omdat júllie trouw bleven aan jullie Heer God, zijn júllie nog in leven. 5Ik heb jullie Gods wetten en leefregels geleerd, zoals mijn Heer God mij had bevolen. Daar moeten jullie je aan houden als jullie in het land wonen dat jullie gaan veroveren. 6Als de volken om jullie heen deze wetten horen, zullen ze jullie wijs en verstandig vinden. Ze zullen zeggen: 'Wat is dat grote volk toch wijs en verstandig!' 7Onze Heer God is heel dicht bij ons. Geen ander volk, hoe groot het ook is, heeft een god die zó dichtbij is. Hij is bij ons, telkens als we Hem om hulp roepen. 8En geen ander volk, hoe groot het ook is, heeft zulke rechtvaardige wetten als wij. Namelijk deze hele wet die ik jullie nu geef.
9Maar let op: vergeet vooral niet wat jullie met eigen ogen allemaal hebben gezien. Jullie mogen het je leven lang niet vergeten. Vertel het aan jullie kinderen en kleinkinderen. 10Vertel hun van de dag dat jullie bij de berg Horeb vóór de Heer God stonden. De Heer had toen tegen mij gezegd: 'Roep het hele volk bij elkaar, dan zal Ik tot hen spreken. Dan zullen ze leren om hun leven lang diep ontzag voor Mij te hebben. Dan zullen ze dat ook aan hun kinderen leren.' 11Jullie stonden onderaan de berg. Op de top zagen jullie vlammen die tot aan de hemel oplaaiden. Het was aardedonker. Want er hingen dikke, donkere wolken op de berg. 12En de Heer sprak tegen jullie vanuit het vuur. Jullie hoorden wel een stem, maar zagen niemand. Er was alleen een stem. 13Hij vertelde jullie het verbond waaraan jullie je moesten houden. Dat waren de Tien Leefregels. Hij schreef die op, op twee platte stenen. 14En de Heer gaf mij het bevel om jullie al zijn wetten en leefregels te leren. Hij wil dat jullie je daaraan houden in het land dat jullie nu gaan veroveren.
15Denk er om: jullie zagen de Heer niet toen Hij op Horeb vanuit het vuur tegen jullie sprak. Zijn gestalte was niet te zien. 16Daarom mogen jullie niet één of ander beeld van de Heer God maken. Want dan zijn jullie Hem ongehoorzaam. 17+ 18Jullie mogen geen godenbeeld van Hem maken. Niet in de vorm van een man of vrouw, en niet in de vorm van een dier, een vogel, een kruipend dier of een vis. 19Ook mogen jullie de zon, de maan en de sterren niet als goden aanbidden. Laat je niet verleiden om die te aanbidden en te dienen. Want de Heer God heeft de zon, de maan en de sterren aan de mensen gegeven en het zijn dus zelf geen goden. 20De Heer heeft jullie gered uit de hel van Egypte. Hij heeft jullie daaruit meegenomen om jullie tot zijn eigen volk te maken. En dat zijn jullie nu ook.
21Maar door jullie schuld werd de Heer boos op mij. Hij zwoer dat ik de Jordaan niet zou oversteken. Ik zal niet in het prachtige land komen dat de Heer jullie gaat geven. 22Ik zal aan deze kant van de Jordaan sterven en de Jordaan niet oversteken. Maar júllie zullen oversteken en dat prachtige land gaan veroveren. 23Vergeet nooit het verbond dat jullie Heer God met jullie heeft gesloten. Vergeet nooit dat jullie geen enkel godenbeeld mogen maken, in wat voor vorm dan ook. Dat heeft de Heer God verboden. 24Want jullie Heer God is als een vuur dat alles verbrandt. Hij is een jaloers God en wil niet dat jullie andere goden aanbidden.
25Jullie zullen in het land wonen en kinderen en kleinkinderen krijgen. Als jullie dan oud geworden zijn, ga dan nog steeds geen godenbeelden maken, in wat voor vorm dan ook. Want daarmee zouden jullie je Heer God ongehoorzaam zijn. Doe niets wat de Heer slecht vindt, niets waarmee jullie je Heer God beledigen. 26Want als jullie Hem woedend maken, zullen jullie al heel gauw sterven in het land dat jullie aan de overkant van de Jordaan gaan veroveren. Ik zweer vandaag bij de hemel en de aarde dat jullie daar dan niet lang zullen leven. Jullie volk zal dan helemaal vernietigd worden. 27De Heer zal jullie over de andere volken verspreiden. Er zal daar maar een heel klein aantal van jullie overblijven. 28Jullie zullen daar andere goden moeten aanbidden en dienen, goden die door mensen zijn gemaakt. Beelden van hout en van steen, die niet zien, niet horen, niet eten en niet ruiken. 29Dan zullen jullie daar weer naar jullie Heer God gaan verlangen. En als jullie met je hele hart naar Hem verlangen, zullen jullie Hem weer vinden.
30Als jullie in de verre toekomst in grote nood zullen zijn, en al die dingen met jullie gebeuren, zullen jullie uiteindelijk teruggaan naar jullie Heer God. En dan zullen jullie Hem gehoorzaam zijn. 31Want jullie Heer God is een God die vergeeft en medelijden heeft. Hij zal jullie niet in de steek laten en jullie niet doden. Hij zal nooit vergeten dat Hij een verbond had gesloten met jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob.
32Kijk eens naar vroeger, toen jullie er nog niet waren. Hebben jullie wel eens gehoord dat ooit eerder in de geschiedenis van de aarde zulke geweldige dingen zijn gebeurd? 33Heeft ooit eerder een volk de stem van God horen spreken vanuit het vuur? Maar júllie hebben Gods stem gehoord en toch zijn jullie in leven gebleven! 34Heeft God ooit eerder een volk gered uit de macht van een ander volk? Heeft Hij ooit eerder op een machtige manier, met zulke grote wonderen en grote rampen een volk gered, zoals jullie Heer God voor jullie heeft gedaan? 35Jullie hebben deze dingen gezien, zodat jullie zouden weten dat de Heer de enige God is. Er is geen andere God dan Hij. 36Hij heeft jullie zijn stem uit de hemel laten horen. Zo wilde Hij jullie leren hoe jullie moeten leven en hoe jullie Hem moeten dienen. Jullie hebben zijn vuur gezien. Jullie hebben Hem vanuit dat vuur horen spreken. 37Hij heeft jullie op een machtige manier Zelf uit Egypte bevrijd. Dat deed Hij omdat Hij van jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob hield, en hun familie heeft uitgekozen. 38En Hij heeft volken die groter en machtiger zijn dan jullie, voor jullie weggejaagd. Zo bracht Hij jullie in hun land en gaf het aan jullie. En nu is het zo ver! 39Denk er dus goed om dat de Heer de enige God is in de hemel daarboven en op de aarde hier beneden. Er is geen andere God. 40Houd je dus aan zijn wetten en leefregels die ik jullie nu geef. Dan zal het goed gaan met jullie en met jullie kinderen. Dan zullen jullie lang leven in het land dat jullie Heer God voor altijd aan jullie gaat geven."
Vrijsteden in het gebied aan de oostkant van de Jordaan
41Toen wees Mozes drie steden aan als vrijsteden aan de oostkant van de Jordaan. 42Als iemand per ongeluk iemand anders zou hebben gedood, zou hij daarheen kunnen vluchten. Daar zou hij niet gedood mogen worden door de man die wraak komt nemen voor de dood van die ander. 43Voor de stam van Ruben wees hij Bezer als vrijstad aan, in de woestijn op de vlakte. Voor de stam van Gad: de stad Ramot in Gilead. Voor de stam van Manasse: de stad Golan in Bazan.
Mozes leert Israël de Tien Leefregels van God
44Dit is de wet die Mozes aan de Israëlieten gaf. 45Dit zijn alle wetten en leefregels#Deze tien leefregels worden ook de Tien Geboden genoemd. De Joden noemen ze de Tien Woorden van God. Je zou ze kunnen zien als de grondwet voor het volk Israël. Alle andere wetten die hierna genoemd worden, zijn toepassingen van deze tien leefregels / wetten / woorden. die Mozes aan de Israëlieten heeft gegeven toen ze uit Egypte waren vertrokken. 46Hij leerde hun die aan de oostkant van de Jordaan, in het dal bij Bet-Peor, in het land van Sihon. Sihon was de koning van de Amorieten die in Hesbon had gewoond. Mozes en de Israëlieten hadden Sihon verslagen tijdens hun tocht uit Egypte. 47Ze hadden zijn land veroverd, samen met het land van koning Og van Bazan. Sihon en Og waren de koningen van de Amorieten die aan de oostkant van de Jordaan woonden. 48Het gebied van de Amorieten was vanaf Aroër, dat aan de oever van de beek Arnon ligt, tot aan de berg Sirjon (dat is de Hermon) 49en de hele vlakte aan de oostkant van de Jordaan en de Zoutzee, tot aan Asdot-Pisga. (lees verder)

Nu geselecteerd:

Deuteronomium 4: BB

Markering

Deel

Kopiëren

None

Wil je jouw markerkingen op al je apparaten opslaan? Meld je aan of log in