In de burcht Susan woonde een Judeese man. Hij heette Mordechai. Hij was de zoon van Jaïr, die een zoon was van Simeï, die een zoon was van Kis, uit de stam van Benjamin. Hij was samen met koning Jojachin van Juda en de andere Judeeërs uit Jeruzalem gevangen meegenomen naar Babel. Bij hem in huis woonde Ester. Hij zorgde voor haar en voedde haar op, omdat ze geen ouders meer had. Ze was de dochter van zijn oom. Haar Judeese naam was Hadassa, maar in het Perzisch werd ze Ester genoemd. Het meisje zag er mooi en knap uit. Toen haar ouders stierven, had Mordechai haar als dochter in huis genomen. Het besluit van de koning werd overal bekend gemaakt. Een groot aantal meisjes werd uitgezocht en naar de burcht Susan gebracht. Daar kwamen ze onder toezicht van Hegai, de bewaker van de vrouwen. Ook Ester werd uitgekozen om in het koninklijk paleis te komen wonen. Hegai vond het meisje erg aardig. Daarom gaf hij haar zo gauw mogelijk de schoonheidsmiddelen en de speciale maaltijden. Hij gaf haar zeven van de beste dienaressen. En hij liet haar met haar dienaressen in het mooiste gedeelte van het vrouwenhuis wonen. Ester had tegen niemand gezegd van welk volk ze was. Want Mordechai had haar gezegd het aan niemand te vertellen. Elke dag wandelde Mordechai langs het plein van het vrouwenhuis, om te horen hoe het met Ester ging en wat er met haar zou gebeuren.
Lees Ester 2
Luisteren Ester 2
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Ester 2:5-11
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's