Openbaring 1:9-18

Openbaring 1:9-18 BB

Ik, Johannes, jullie broeder, word net als jullie verdrukt. Ook ik hoor bij het Koninkrijk van God. En ook ik kan alleen volhouden dankzij Jezus. Omdat ik in Gods woord en in Jezus geloof, werd ik naar het eiland Patmos verbannen. En mijn geest werd meegenomen naar de dag van de Heer. En ik hoorde achter mij een luide stem die klonk als een ramshoorn. De stem zei: "IK BEN de Eerste en de Laatste. Alles wat je nu gaat zien, moet je in een boek opschrijven. Stuur dat boek naar de zeven gemeenten in Asia [ (= Turkije) ]: naar de gemeente in Efeze, in Smyrna, in Pergamum, in Tyatira, in Sardes, in Filadelfia en in Laodicea." Ik draaide mij om, want ik wilde zien wie er tegen mij sprak. En toen ik mij omdraaide, zag ik zeven gouden kandelaren . Tussen die kandelaren zag ik Iemand die op een mens leek. Hij had een gewaad aan dat tot op zijn voeten hing, met om zijn borst een gouden band. Zijn hoofd en zijn haar waren zo wit als witte wol, ja, zo wit als sneeuw. Zijn ogen vlamden als vuur. Zijn voeten leken van gloeiend koper te zijn. Zijn stem klonk als de zee. In zijn rechterhand hield Hij zeven sterren. Uit zijn mond kwam een vlijmscherp zwaard. Zijn gezicht straalde als de zon op het heetst van de dag. Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar Hij legde zijn hand op mij en zei: "Je hoeft niet bang te zijn. IK BEN de Eerste en de Laatste en de Levende. IK BEN dood geweest, maar nu leef Ik voor eeuwig. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk.