En Saul en zijn zoon Jonathan, en het volk, dat bij hen gevonden was, bleven te Gibea-Benjamins; maar de Filistijnen waren te Michmas gelegerd. En de verdervers gingen uit het leger der Filistijnen, in drie hopen; de ene hoop keerde zich op den weg naar Ofra, naar het land Sual; En een hoop keerde zich naar den weg van Beth-Horon; en een hoop keerde zich naar den weg der landpale, die naar het dal Zeboïm naar de woestijn uitziet. En er werd geen smid gevonden in het ganse land van Israël; want de Filistijnen hadden gezegd: Opdat de Hebreën geen zwaard noch spies maken. Daarom moest gans Israël tot de Filistijnen aftrekken, opdat een iegelijk zijn ploegijzer, of zijn spade, of zijn bijl, of zijn houweel scherpen liet. Maar zij hadden tandige vijlen tot hun houwelen, en tot hun spaden, en tot de drietandige vorken, en tot de bijlen, en tot het stellen der prikkelen. En het geschiedde ten dage des strijds, dat er geen zwaard noch spies gevonden werd in de hand van het ganse volk, dat bij Saul en bij Jonathan was; doch bij Saul en bij Jonathan, zijn zoon, werden zij gevonden. En der Filistijnen leger toog naar den doortocht van Michmas.
Lees Het Eerste Boek van Samuël 13
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Het Eerste Boek van Samuël 13:16-23
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's