En de Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het dal Refaïm. Zo vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen zekerlijk in uw hand geven. Toen kwam David te Baäl-Perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij den naam derzelve plaats, Baäl-Perazim. En zij lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen namen ze op. Daarna togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in het dal Refaïm. En David vraagde den HEERE, Dewelke zeide: Gij zult niet optrekken; maar trek om tot achter hen, dat gij aan hen komt van tegenover de moerbeziënbomen; En het geschiede, als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbeziënbomen, dan rep u; want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan, om het heirleger der Filistijnen te slaan. En David deed alzo, gelijk als de HEERE hem geboden had; en hij sloeg de Filistijnen van Geba af, totdat gij komt te Gezer.
Lees Het Tweede Boek van Samuël 5
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Het Tweede Boek van Samuël 5:18-25
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's