Deuteronomium 2:2-5

Deuteronomium 2:2-5 STV

Toen sprak de HEERE tot mij, zeggende: Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen; keert u naar het noorden; En gebied het volk, zeggende: Gij zult doortrekken aan de landpale uwer broederen, de kinderen van Ezau, die in Seïr wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u zeer wachten. Mengt u niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seïr ter erfenis gegeven.