Deuteronomium 2:2-5
Deuteronomium 2:2-5 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen sprak de HEERE tot mij, zeggende: Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen; keert u naar het noorden; En gebied het volk, zeggende: Gij zult doortrekken aan de landpale uwer broederen, de kinderen van Ezau, die in Seïr wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u zeer wachten. Mengt u niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seïr ter erfenis gegeven.
Deuteronomium 2:2-5 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen zei de HEERE tegen mij: U bent lang genoeg om dit bergland heen getrokken. Keer u om naar het noorden en gebied het volk: U gaat door het gebied van uw broeders trekken, de kinderen van Ezau, die in Seïr wonen. Zij zullen wel bevreesd voor u zijn, maar u moet zeer op uw hoede zijn. Ga niet de strijd met hen aan, want Ik zal u van hun land nog geen voetbreed geven. Ik heb het Seïrgebergte immers aan Ezau in bezit gegeven.
Deuteronomium 2:2-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen zeide de HERE tot mij: gij hebt lang genoeg om dit gebergte heen getrokken, wendt u naar het noorden; gebied het volk aldus: gij gaat nu trekken door het gebied van uw broeders, de zonen van Esau, die in Seïr wonen; die zullen bevreesd voor u zijn. Neemt u echter zeer in acht; daagt hen niet uit, want Ik zal u van hun land zelfs geen voetbreed geven, omdat Ik het gebergte Seïr aan Esau tot een bezitting gegeven heb.
Deuteronomium 2:2-5 Het Boek (HTB)
Eindelijk zei de HERE: “U bent hier nu lang genoeg geweest. Trek in noordelijke richting. Breng het volk ervan op de hoogte dat het door het land zal trekken dat aan zijn broeders, de Edomieten, de afstammelingen van Esau, die in Seïr wonen, behoort. De Edomieten zullen bang voor u worden, maar u mag geen vijandelijkheden uitlokken! Ik heb hun het land rond de berg Seïr in bezit gegeven.
Deuteronomium 2:2-5 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen zei de Heer tegen mij: 'Jullie hebben nu lang genoeg om deze bergen heen getrokken. Buig nu af naar het noorden. Zeg tegen het volk: Jullie zullen nu door het gebied van jullie broeders trekken: het volk van Ezau in Seïr. Ze zullen bang voor jullie zijn, maar denk er om: daag hen niet uit. Want Ik zal jullie niets van hun land geven. Nog geen voetbreed mogen jullie ervan hebben. Want de bergen van Seïr heb Ik aan het volk van Ezau gegeven.