Numeri 34:13-29

Numeri 34:13-29 STV

En Mozes gebood den kinderen Israëls, zeggende: Dit is het land, dat gij door het lot ten erve innemen zult, hetwelk de HEERE aan de negen stammen en den halven stam van Manasse te geven geboden heeft. Want de stam van de kinderen der Rubenieten, naar het huis hunner vaderen, en de stam van de kinderen der Gadieten, naar het huis hunner vaderen, hebben ontvangen; mitsgaders de halve stam van Manasse heeft zijn erfenis ontvangen. Twee stammen en een halve stam hebben hun erfenis ontvangen aan deze zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts tegen den opgang. Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Dit zijn de namen der mannen, die ulieden het land ten erve zullen uitdelen: Eleazar, de priester, en Jozua, de zoon van Nun. Daartoe zult gij uit elken stam een overste nemen, om het land ten erve uit te delen. En dit zijn de namen dezer mannen: van de stam van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne; En van den stam der kinderen van Simeon, Semuël, zoon van Ammihud; Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon van Chislon; En van den stam der kinderen van Dan, de overste Bukki, zoon van Jogli; Van de kinderen van Jozef: van den stam der kinderen van Manasse, de overste Hanniël, zoon van Efod; En van den stam der kinderen van Efraïm, de overste Kemuël, zoon van Siftan; En van den stam der kinderen van Zebulon, de overste Elizafan, zoon van Parnach; En van den stam der kinderen van Issaschar, de overste Paltiël, zoon van Azzan; En van den stam der kinderen van Aser, de overste Achihud, zoon van Selomi; En van den stam der kinderen van Nafthali, de overste Pedaël, zoon van Ammihud. Dit zijn ze, dien de HEERE geboden heeft, den kinderen Israëls de erfenissen uit te delen, in het land Kanaän.