2 Koningen 14:23-29

2 Koningen 14:23-29 HSV

In het vijftiende jaar van Amazia, de zoon van Joas, de koning van Juda, werd in Samaria koning: Jerobeam, de zoon van Joas, de koning over Israël, en hij regeerde eenenveertig jaar. Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE: hij week niet af van alle zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen. Hij bracht ook het gebied van Israël van Lebo-Hamath tot de zee van de Vlakte aan Israël terug, overeenkomstig het woord van de HEERE, de God van Israël, dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn dienaar Jona, de zoon van Amitthai, de profeet uit Gath-Hefer. Want de HEERE zag dat de ellende van Israël zeer bitter was, dat het met de gebondene en de vrije gedaan was en dat Israël geen helper had. De HEERE had niet gezegd dat Hij de naam van Israël van onder de hemel uitwissen zou, maar Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, de zoon van Joas. Het overige nu van de geschiedenis van Jerobeam, al wat hij gedaan heeft en zijn macht, hoe hij oorlog gevoerd heeft en hoe hij Damascus en Hamath van Juda aan Israël teruggebracht heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël? En Jerobeam ging te ruste bij zijn vaderen, bij de koningen van Israël, en zijn zoon Zacharia werd koning in zijn plaats.