Deuteronomium 32:34-43

Deuteronomium 32:34-43 HSV

Is dat niet bij Mij opgeborgen, verzegeld in Mijn schatkamers? Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe, op het tijdstip dat hun voet wankelt. Voorzeker, de dag van hun ondergang is dichtbij, en spoedig komen de dingen die hen te wachten staan. Want de HEERE zal Zijn volk recht verschaffen, Hij zal berouw hebben over Zijn dienaren. Want Hij zal zien dat hun kracht is vergaan, en dat het met de gebondene en de vrije gedaan is. Dan zal Hij zeggen: Waar zijn nu hun goden, de rots tot wie zij de toevlucht namen, van wie zij het vet van de offers aten, van wie zij de wijn van de plengoffers dronken? Laten zij opstaan en u helpen, laat daar een schuilplaats voor u zijn. Zie nu in dat Ik, Ik Die ben, er is geen God naast Mij. Ík dood en Ik maak levend, Ik verwond en Ík genees en er is niemand die uit Mijn hand redt! Want Ik hef Mijn hand op naar de hemel en zeg: Zo waar Ik in eeuwigheid leef: Als Ik Mijn glinsterend zwaard wet, Mijn hand het grijpt voor het oordeel, zal Ik de wraak laten terugkomen op Mijn tegenstanders, en het hun die Mij haten, vergelden. Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed, en Mijn zwaard zal vlees eten van het bloed van de gesneuvelde en de gevangene, van het hoofd van de vijand met zijn loshangende haar. Juich, heidenen, met Zijn volk! Want Hij zal het bloed van Zijn dienaren wreken. Hij zal de wraak laten terugkomen op Zijn tegenstanders, en Zijn land en Zijn volk verzoenen!