Toen de mannen van de stad 's morgens vroeg opstonden, zie, het altaar van de Baäl was afgebroken en de gewijde paal die erbij stond, omgehakt. En de tweede jonge stier was op het nieuw gebouwde altaar geofferd. Toen zeiden zij tegen elkaar: Wie heeft dit gedaan? En toen zij het onderzocht hadden en navraag hadden gedaan, zei men: Gideon, de zoon van Joas, heeft dit gedaan. Toen zeiden de mannen van de stad tegen Joas: Breng uw zoon naar buiten. Hij moet sterven, omdat hij het altaar van de Baäl heeft afgebroken en de gewijde paal die erbij stond, omgehakt. Joas daarentegen zei tegen allen die bij hem stonden: Wilt ú het voor de Baäl opnemen? Moet ú hem verlossen? Wie het voor hem opneemt, zal nog deze morgen worden gedood! Als hij een god is, laat hij het dan voor zichzelf opnemen, omdat men zijn altaar heeft afgebroken. Daarom noemde hij zijn zoon op die dag Jerubbaäl, en zei: Laat de Baäl het tegen hem opnemen, want hij heeft zijn altaar afgebroken. Nu hadden heel Midian, alsook Amalek en de mensen van het oosten zich samen verzameld. Zij trokken de Jordaan over en sloegen hun kamp op in het dal van Jizreël. Toen bekleedde de Geest van de HEERE Gideon. Hij blies op de bazuin, en Abiëzer werd achter hem bijeengeroepen. Ook stuurde hij boden door heel Manasse en ook dat werd achter hem bijeengeroepen. Eveneens stuurde hij boden naar Aser, Zebulon en Naftali, en zij trokken op, hun tegemoet.
Lees Richteren 6
Luisteren Richteren 6
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Richteren 6:28-35
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's