Toen vluchtte David uit Najot, bij Rama; hij kwam bij Jonatan en zeide: Wat heb ik gedaan? Wat is mijn ongerechtigheid of wat is mijn zonde jegens uw vader, dat hij mij naar het leven staat? Maar deze zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven. Zie, mijn vader doet hoegenaamd niets, zonder het mij toe te vertrouwen. Waarom zou mijn vader dan deze zaak voor mij verborgen houden? Het is niet waar. David echter verzekerde het nog eens met een eed: Uw vader weet heel goed, dat gij mij genegenheid toedraagt. Daarom denkt hij: Jonatan moet dit niet weten, anders wordt hij maar verdrietig. Nochtans, zo waar de HERE leeft en zo waar gij leeft, er is slechts één schrede tussen mij en de dood.
Jonatan vroeg David: Wat begeert gij? Ik zal het voor u doen. David antwoordde Jonatan: Zie, morgen is het de nieuwe maan, dan zou ik bij de koning aan de maaltijd moeten deelnemen. Indien gij mij verlof geeft, houd ik mij in het veld verborgen tot overmorgenavond. Mist uw vader mij, dan moet gij zeggen: David heeft mij dringend gevraagd zonder verwijl naar zijn stad Betlehem te mogen gaan, omdat daar het jaarlijkse offerfeest plaatsvindt voor het gehele geslacht. Zegt hij dan: Het is goed, dan is uw dienaar veilig. Maar als hij zeer toornig wordt, weet dan, dat hij vast besloten is dit kwaad te doen. Betoon dan trouw aan uw knecht, want gij hebt met uw knecht bij de HERE een verbond gesloten. Maar indien er bij mij ongerechtigheid is, breng gij mij dan zelf ter dood. Waarom zoudt gij mij aan uw vader overleveren? Jonatan zeide echter: Zeg dat niet! Want, als ik zeker weet, dat mijn vader vast besloten is, dit kwaad over u te brengen, zou ik het u niet meedelen? Toen vroeg David aan Jonatan: Wie zal het mij meedelen, wanneer uw vader u een hard antwoord geeft? Jonatan zeide tot David: Kom, laten wij naar buiten gaan, het veld in. En beiden gingen het veld in.
Toen antwoordde Jonatan David: Bij de HERE, de God van Israël – ik zal morgen of overmorgen omstreeks deze tijd mijn vader polsen; wanneer het er dan voor David goed voor staat, zal ik u dan geen boodschap zenden en het u in vertrouwen meedelen? Zo moge de HERE Jonatan doen, ja nog erger: wanneer mijn vader besloten is dat kwaad over u te brengen, zal ik het u meedelen en u laten gaan, zodat gij in vrede kunt vertrekken. De HERE moge met u zijn, zoals Hij met mijn vader geweest is. Zult gij mij niet, indien ik dan nog in leven ben, de goedgunstigheid des HEREN betonen, zodat ik niet sterf? Gij zult mijn huis ook nimmer uw trouw onttrekken, ook dan niet, als de HERE alle vijanden van David van de aardbodem uitroeit. Toen sloot Jonatan dit verbond met het huis van David: De HERE zal het eisen van de hand van de vijanden van David. En Jonatan liet David opnieuw zweren bij zijn liefde voor hem, want hij had hem lief als zichzelf.