Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des HEREN gaan. Welzalig zij, die zijn getuigenissen bewaren, die Hem van ganser harte zoeken; die ook geen onrecht plegen, (maar) wandelen in zijn wegen. Gij hebt uw bevelen geboden, opdat men die ijverig onderhoude. Och, dat mijn wegen vast waren om uw inzettingen te onderhouden. Dan zou ik niet beschaamd staan, als ik op al uw geboden zie. Ik zal U loven in oprechtheid des harten, wanneer ik uw rechtvaardige verordeningen leer. Uw inzettingen zal ik onderhouden; verlaat mij niet geheel en al. Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. Ik zoek U met mijn ganse hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen. Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige. Geprezen zijt Gij, HERE; leer mij uw inzettingen. Met mijn lippen verkondig ik alle verordeningen van uw mond. In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei rijkdom. Uw bevelen zal ik overdenken en op uw paden zal ik letten. In uw inzettingen zal ik mij verlustigen, uw woord zal ik niet vergeten. Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven en uw woord onderhouden. Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit uw wet. Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij. Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar uw verordeningen te allen tijde. Gij bedreigt de vervloekte overmoedigen, die van uw geboden afdwalen. Wentel smaad en verachting van mij af, want ik bewaar uw getuigenissen. Al zetten vorsten zich neder, al beraadslagen zij tegen mij, uw knecht overdenkt uw inzettingen. Ja, uw getuigenissen zijn mijn verlustiging, zij zijn mijn raadslieden.
Lees De Psalmen 119
Delen
Alle vertalingen vergelijken: De Psalmen 119:1-24
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's