1 Samuël 3:4-10

1 Samuël 3:4-10 HTB

riep de HERE: ‘Samuël! Samuël!’ ‘Ja, wat is er?’ reageerde Samuël. Hij sprong uit bed en liep snel naar Eli. ‘Hier ben ik. Waarom riep u mij?’ vroeg hij Eli. ‘Ik heb je niet geroepen,’ zei Eli. ‘Ga maar weer terug naar bed.’ Samuël deed dat. Maar kort daarna riep de HERE opnieuw zijn naam. Samuël kwam weer uit bed en liep naar Eli. ‘Hebt u iets nodig?’ vroeg hij. ‘Nee, mijn zoon. Ik heb je niet geroepen,’ zei Eli, ‘ga maar weer gauw slapen.’ Samuël had de HERE nog niet leren kennen, want hij had nog nooit eerder een boodschap van de HERE gekregen. Toen riep de HERE hem voor de derde keer en opnieuw sprong Samuël uit bed en liep snel naar Eli. ‘Ja, wat is er?’ vroeg hij, ‘u hebt toch geroepen.’ Toen begreep Eli dat het de HERE was die tegen de jongen had gesproken. Daarom zei hij tegen Samuël: ‘Ga maar weer liggen en als je weer wordt geroepen, moet je zeggen: “Ja HERE, ik luister.” ’ Samuël ging terug naar bed. Daarna kwam de HERE bij Samuël en riep net als de vorige keren zijn naam. Samuël deed wat Eli hem had gezegd en zei: ‘Ja HERE, ik luister.’