Colossenzen 1:1-14

Colossenzen 1:1-14 HTB

Van: Paulus, door God aangesteld als apostel van Christus Jezus, en van onze broeder Timotheüs. Aan: de broeders en zusters in Colosse, die trouw en in geloof Christus volgen. Wij wensen u de genade en vrede toe van God, onze Vader. Altijd als wij voor u bidden, danken wij God, die de Vader is van onze Here Jezus Christus. Want wij hebben gehoord dat u op Christus Jezus vertrouwt en ook uw medegelovigen liefhebt. Deze liefde komt voort uit de verwachting die u hebt van de toekomst die u in de hemel wacht. U ziet uit naar die hemelse vreugde sinds u de waarheid, het goede nieuws, gehoord hebt. Dit goede nieuws heeft overigens niet alleen u bereikt, het gaat over de hele wereld. Overal worden er mensen door veranderd, net als u vanaf de dag dat u van Gods genade hebt gehoord en deze als waarheid erkend hebt. U hebt het gehoord van onze medewerker Epafras die bij ons erg geliefd is, hij is ook een trouw dienaar van Christus. Hij heeft ons verteld hoe groot de liefde is die u door de Heilige Geest hebt ontvangen. Daarom blijven wij, vanaf de dag dat wij dat hebben gehoord, steeds voor u bidden. Wij vragen God om u te laten begrijpen wat Hij wil dat u doen zult. Wij vragen voor u om wijsheid en geestelijk inzicht. Dan zult u tot eer van de Here leven en doen wat Hij graag wil. Hoe beter u God leert kennen, hoe vruchtbaarder uw leven zal zijn. Ook vragen wij Hem u te sterken met zijn geweldige, hemelse kracht, opdat u alles blij en geduldig kunt verdragen, en wij danken Hem dat Hij u in staat stelt om te delen in de heerlijke erfenis die toebehoort aan zijn volk dat in het licht leeft. Want God heeft ons bevrijd uit de macht van de duisternis en ons een plaats gegeven in het koninkrijk van zijn geliefde Zoon, die onze vrijheid kocht met zijn bloed en daardoor ontvingen wij vergeving voor al onze zonden.