Op de vijfde dag van de zesde maand in het zesde jaar van koning Jojakins gevangenschap, kwam de kracht van de Oppermachtige HERE over mij, terwijl ik in mijn huis met de leiders van Juda zat te praten. En ik zag een gedaante als van vuur, vanaf zijn middel naar beneden leek hij te bestaan uit vuur en zijn bovenlichaam glansde en schitterde als wit goud. De gedaante stak iets uit dat op een hand leek en pakte mij bij mijn haren. En de Geest tilde mij op in de lucht en bracht mij in dit visioen naar Jeruzalem, naar de ingang van de noordelijke poort waar het grote afgodsbeeld stond dat zoveel ergernis opwekt. Plotseling verscheen de heerlijkheid van de God van Israël, net zoals ik eerder had gezien in het dal. Hij zei tegen mij: ‘Mensenzoon, kijk naar het noorden.’ Ik zag ten noorden van de poort bij het altaar het afgodsbeeld staan. Hij zei: ‘Mensenzoon, ziet u wat zij doen? Ziet u welke grote zonden de Israëlieten hier begaan, zodat Ik uit mijn tempel word verdreven? Maar kom, Ik zal u nog grotere zonden laten zien!’
Lees Ezechiël 8
Luisteren Ezechiël 8
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Ezechiël 8:1-6
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's