Hebreeën 4:1-11

Hebreeën 4:1-11 HTB

Hoewel Gods belofte nog altijd geldt, de belofte dat God ons allen in zijn rust op zal nemen, moeten wij ervoor zorgen dat niet sommigen de indruk zouden wekken er geen deel aan te hebben. Want dit goede nieuws heeft ons net zo bereikt als de mensen in de tijd van Mozes. Maar zij hebben er niets aan gehad, omdat zij het niet geloofden. Want alleen als wij God geloven, kunnen wij deel krijgen aan zijn rust. Hij heeft immers gezegd: ‘In mijn toorn heb Ik gezworen dat zij geen rust bij Mij zouden vinden.’ Toch ligt Gods plan om hun die rust te geven, al klaar vanaf het begin van de wereld. Dat weten wij omdat er in de Boeken staat dat God op de zevende dag uitrustte. Alles wat Hij wilde maken, was klaar. Toch kwamen de Israëlieten er niet, want God zei ten slotte: ‘Zij zullen bij Mij geen rust vinden.’ Maar de belofte is niet ingetrokken. Daarom komen sommigen er wel, al zijn dat niet de mensen die het eerst de kans kregen, want die waren God ongehoorzaam. Maar God heeft de mensen een nieuwe kans gegeven om deel te krijgen aan zijn rust en die kans is er nú! Hij heeft dat door de mond van David al aangekondigd met de eerder genoemde woorden: ‘Luister nú naar wat Hij u zegt en sluit uw hart niet af voor Hem.’ Jozua heeft het volk niet in deze rust gebracht. Als dat zo was, zou God niet veel later hebben gezegd dat het ‘nu’ de tijd is om deel te krijgen aan die rust. Er wacht het volk van God dus nog altijd een zuivere, volkomen rust. Wie door geloof die rust ervaart, rust uit van zijn eigen werk, net als God. Laten wij ons best doen deel te krijgen aan die rust. Daarom moeten wij ervoor oppassen God niet ongehoorzaam te zijn zoals het volk Israël, dat daardoor die rust niet kreeg.