Wat bomen ons kunnen leren over God en zijn KoninkrijkVoorbeeld

Bouw een altaar bij je boom

Abraham was een nomade. Hij leefde in een tent en verhuisde regelmatig met zijn vee naar een nieuwe plaats. In Genesis 13:18 lezen we hoe hij neerstreek bij de eiken van Mamre. Maar Abraham had niet genoeg aan zijn tent, een paar fijne schaduw biedende bomen en voldoende gras voor zijn vee. Voor een goede woonplaats was meer nodig. Hij bouwde ook een altaar voor de Heere.

Een paar hoofdstukken later lezen we een vergelijkbare tekst. Abraham verhuist naar Berseba, plant daar een boom — en roept de naam van de Heere, de eeuwige God, aan (Genesis 21:33). Abrahams zoon en kleinzoon doen hetzelfde: als ze naar een nieuw gebied verhuizen, zoeken ze niet alleen een goede plaats om te wonen, ze zetten niet alleen hun tent op, maar ze bouwen ook altaren (Genesis 26:25, 33:19-20).

Vandaag de dag hoeven Christenen geen altaar meer te bouwen. Jezus Christus is ons volmaakte offer. Maar het basisprincipe is nog steeds waardevol: het is niet voldoende om een mooi huis te hebben in een fijne buurt. We hebben ook een plaats nodig waar we God kunnen dienen en eren. Waar je ook naar toe verhuist, zoek een kerk waar je naartoe kunt gaan en medegelovigen die je ‘geestelijke familie’ kunnen zijn. Dat is net zo belangrijk als het vinden van een comfortabel huis en het voorzien in je materiële behoeften!

Heb jij een ‘altaar’, een plaats om de Heere te eren, in jouw buurt? Zo niet, ga op zoek!