Titus, deel éénVoorbeeld

Geestelijke familiebanden

“...Aan Titus, mijn oprechte zoon overeenkomstig het gemeenschappelijk geloof” (Titus 1:3, HSV)

Na zijn lange introductie vermeldt Paulus eindelijk aan wie zijn brief geadresseerd is: aan Titus, een medegelovige. In Galaten 2:3 lezen we dat deze man een Griek was die tot geloof in Jezus gekomen was. Hij was een metgezel en medearbeider van Paulus, en in de tweede brief aan de Korinthiërs lezen we hoe Titus deze gemeente bezocht en verslag uitbracht aan Paulus. In de brief die we nu bestuderen, schrijft Paulus dat hij Titus in Kreta achtergelaten heeft om dingen af te ronden en in elke gemeente leiders aan te stellen.

Maar Titus was niet alleen Paulus’ collega. Hij noemt hem 'mijn oprechte zoon overeenkomstig het gemeenschappelijk geloof'. Titus was tot geloof gekomen door Paulus’ prediking en werd door hem begeleid; daarom voelde Paulus zich als een vader voor hem, hoewel ze geen bloedband hadden. Dit verklaart de liefdevolle en bemoedigende toonzetting van Paulus’ brief.

Aan het eind van zijn brief vraagt Paulus Titus om 'hen die ons liefhebben in het geloof' te groeten. Deze twee mannen zijn dus niet de enigen die zich door hun gedeelde geloof verbonden voelen. Ze hebben een grote 'geestelijke familie' van mensen die in Jezus Christus geloven.

Heb jij een geestelijke vader of moeder? Of ben jij een mentor voor iemand anders die nog niet volwassen is in het geloof?