Hij brengt je ziel terug

Psalm 23 is de nachtegaal onder de psalmen. David zingt het uit in Psalm 23:3:

‘De Goede Herder verkwikt mijn ziel’ (DAVID in Psalm 23:3a)

We mogen de Hebreeuwse woorden ‘Hij verkwikt mijn ziel’ ook vertalen als: ‘Hij brengt mijn ziel terug.’ Door allerlei omstandigheden en gebeurtenissen kun je een deel van je ziel kwijtraken. Dan weet je niet meer wie je werkelijk bent.

Er zijn heel wat mensen die hun hele leven hebben geleefd naar het beeld van een ander. Zij zijn er nooit aan toegekomen om zichzelf te zijn. Hun ouders hadden een bepaald ideaalbeeld voor ogen: zó moet je worden. Je ziel werd in hun keurslijf geperst en moest aan hun ideaalbeeld beantwoorden.

David heeft ervaren dat God je ziel kan terugbrengen. God kan je zelfbeeld en je eigenwaarde herstellen. Als dat is gebeurd, kun je heel wat doorstaan. In Psalm 139 getuigt hij dat niet zijn voorgeslacht, noch zijn omgeving of de omstandigheden hem hebben gevormd. Hij zegt:‘Want Ú hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven.’ (Psalm 139:13, HSV).

Jarenlang heeft die ene vraag David beziggehouden: waar kom ik vandaan en wie heeft er vormgegeven aan mijn bestaan? Nu weet hij het antwoord. In vers 14 zegt hij dan: ‘Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed.’ (Psalm 139:14, HSV).

David heeft ontdekt dat zijn identiteit niet bepaald wordt door de mening van andere mensen, noch door de omstandigheden of door wat hij wel of niet kan. David wist zich geliefd door de Goede Herder. Gods liefde stelde hem in staat te worden zoals God hem had bedoeld. Dit is Gods verlangen ook voor jou.