Zie je dat licht?

"Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien ..." (Jesaja 9:1, EBV24).

Er zijn plekken op aarde waar het in de winter niet licht wordt. Maar er zijn nog veel meer plekken waar permanent de schaduw van de dood heerst. Daar schrijft Jesaja 9 over. En over de doorbraak die God forceert. "Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien," lezen we.

Dat schitterende licht is het licht van Gods aangezicht, staat er in Jesaja 9 vers 2 (EBV24). God keert zich naar mensen toe. De verschijning van dat licht levert diepe vreugde op. "U zult de blijdschap grootmaken. Zij zullen zich verblijden voor uw aangezicht."

Het doet denken aan de eerste scheppingsdag. God sprak "Laat er licht zijn!" – en er was licht. Het ging daar niet over de zon of andere hemellichamen, die kwamen later. Gods eerste scheppingsdaad was scheiding aanbrengen tussen licht en duisternis, tussen het leven en de schaduw van de dood, zodat er een goed leven voor zijn mensenkinderen gewaarborgd was (zie Genesis 1:2-4).

Eenzelfde licht kwam weer in de wereld met de komst van Jezus. "In Hem was het Leven en het Leven is het Licht van de mensen," schrijft Johannes (Johannes 1:4, EBV24)."Want dat Licht was het ware Licht dat ieder mens, die in de wereld komt, verlicht" (Johannes 1:9, EBV24).

Gods licht is leven. Het brengt scheiding tussen leven en dood. Zie je dat licht? Als je je niet verbergt, maar tevoorschijn komt in dat licht, word je aangestoken door intense blijdschap, als de vreugde bij de oogst, of het verdelen van de buit, of het winnen van de toto. Toch?