Matteüs 10:1-25

Matteüs 10:1-25 BB

Daarna riep Jezus zijn twaalf leerlingen bij Zich. Hij gaf hun de macht om duivelse geesten uit de mensen weg te jagen en om alle ziekten en kwalen te genezen. Dit zijn de namen van die twaalf leerlingen, die Hij ook apostelen noemde: allereerst Simon, die ook Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. Jakobus de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes. Verder Filippus, Bartolomeüs [ (= Natanaël) ], Tomas en de belasting-ontvanger Matteüs. Verder Jakobus de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs die ook Taddeüs wordt genoemd. Verder Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem later heeft verraden. Dit zijn de twaalf leerlingen die Jezus op pad stuurde. Hij beval hun: "Ga niet naar niet-Joodse mensen. Ga ook niet naar de steden in Samaria . Ga alleen naar de verdwaalde schapen van het volk Israël. Vertel overal dat het Koninkrijk van God eraan komt. Genees de zieken, maak doden weer levend, verjaag duivelse geesten. Jullie hebben niets voor deze macht hoeven betalen. Vraag er dus ook nooit een beloning voor. Neem geen geld mee. Ook geen reistas voor onderweg. Neem geen extra hemd, extra sandalen of een staf mee. Want een arbeider wordt altijd beloond voor zijn werk. [ Je zal krijgen wat je nodig hebt. ] Als je een stad of een dorp binnenkomt, bekijk dan wie het daar waard is dat je bij hem logeert. Blijf bij hem tot je weer [ uit die stad ] vertrekt. Als je zijn huis binnengaat, wens de mensen die er wonen dan vrede toe. Als die mensen het waard zijn, zal je vrede over hen komen. Maar als ze die vrede niet waard zijn, zal je vrede bij je terugkomen. Als mensen niet naar je willen luisteren, ga dan weg uit dat huis of die stad. Klop het stof van je voeten af [ om hen te waarschuwen ]. Luister goed! Ik zeg jullie dat het voor de streek van Sodom en Gomorra minder erg zal zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad. Ik stuur jullie als schapen onder de wolven. Wees daarom net zo voorzichtig en slim als slangen, en net zo onschuldig als duiven. Maar pas op voor de mensen. Want ze zullen jullie gevangen nemen en voor de rechter slepen. En ze zullen jullie zweepslagen geven in hun synagogen. Jullie zullen ook voor bestuurders van provincies en voor koningen en keizers terecht staan omdat jullie in Mij geloven. Jullie zullen hun en de volken over Mij vertellen. Als ze jullie gevangen nemen, maak je dan geen zorgen wat jullie moeten zeggen. Want jullie zullen de woorden krijgen op het moment dat jullie ze nodig hebben. Want jullie zullen niet zelf spreken. Maar de Geest van jullie Vader zal door jullie heen spreken. En een man zal zijn eigen broer laten doden. Een vader zal zijn eigen zoon laten doden. Kinderen zullen hun ouders laten doden. Iedereen zal jullie haten omdat jullie in Mij geloven. Maar jullie moeten tot het einde volhouden. Dan zullen jullie worden gered. Als de mensen jullie in de ene stad vervolgen, vlucht dan naar een andere stad. Want luister goed! Jullie zullen niet in alle steden van Israël zijn geweest, voordat de Mensenzoon komt. Een leerling is niet beter dan zijn leermeester. En een slaaf is niet belangrijker dan zijn heer. Voor een leerling is het genoeg om net zo goed te worden als zijn leermeester. En voor een slaaf is het genoeg om gelijk te worden aan zijn heer. Als de mensen de heer van het huis 'Beëlzebul' [ (= de leider van de duivelse geesten) ] noemen, dan zullen ze de dienaren die in zijn huis wonen, ook zo noemen!