Titus 1:4-5

Titus 1:4-5 BB

Ik bid dat God de Vader in alles goed voor je zal zijn. En dat je vol zal zijn van de vrede van God de Vader en van Jezus Christus, onze Redder. Ik heb je met een taak op Kreta achtergelaten. Ik wilde dat je daar een aantal dingen [ in de gemeenten daar ] nog in orde zou maken. Ook wilde ik dat je in alle steden mensen zou aanwijzen die de gemeenten kunnen leiden.