1 Samuel 17:1-11

1 Samuel 17:1-11 HSV

De Filistijnen verzamelden hun legers ten strijde en verzamelden zich in Socho, dat Juda toebehoort; zij sloegen hun kamp op tussen Socho en Azeka, in Efes-Dammim. Maar Saul en de mannen van Israël verzamelden zich en sloegen hun kamp op in het Eikendal. Vervolgens stelden zij zich tegenover de Filistijnen op voor de strijd. De Filistijnen stonden op een berg aan de overzijde en de Israëlieten stonden op een berg aan deze zijde, en de vallei lag tussen hen in. Toen kwam er een kampvechter tevoorschijn uit het leger van de Filistijnen. Zijn naam was Goliath, uit Gath; zijn lengte was zes el en een span. Hij had een bronzen helm op zijn hoofd, een geschubd harnas aan – het gewicht van het harnas was vijfduizend sikkel brons – hij droeg een bronzen scheenplaat boven zijn voeten en een bronzen werpspies op zijn schouders. De schacht van zijn speer was als een weversboom, en de punt van zijn speer was van zeshonderd sikkel ijzer; en de schilddrager ging voor hem uit. Hij stond daar en riep de gelederen van Israël toe; hij zei tegen hen: Waarom zou u uittrekken om u op te stellen voor de strijd? Ben ik niet een Filistijn en bent u geen dienaren van Saul? Kiest u een man uit die naar mij toe komt. Als hij met mij vecht en mij kan verslaan, zullen wij u tot slaven zijn, maar als ik hem overwin en hem versla, zult u ons tot slaven zijn en ons dienen. Verder zei de Filistijn: Heden hoon ik de gelederen van Israël: Geef mij een man om samen te vechten! Toen Saul en heel Israël deze woorden van de Filistijn hoorden, waren zij ontsteld en werden zeer bevreesd.