Numeri 4:21-49

Numeri 4:21-49 HTB

En de HERE zei tegen Mozes: ‘Tel alle mannen van dertig tot vijftig jaar uit het geslacht van Gerson die geschikt zijn voor het heilige werk in de tabernakel. Dit zijn hun taken: zij moeten de gordijnen van de tabernakel, de tabernakel zelf met zijn dekkleden, de dakbedekking van dassenvellen en het gordijn voor de ingang van de tabernakel dragen. Verder moeten zij ook de gordijnen dragen die rond de voorhof hangen, het gordijn voor de ingang van de voorhof dat het altaar en de tabernakel omringt, het altaar, de scheerlijnen en al het toebehoren. Zij zijn volledig verantwoordelijk voor het vervoer van deze voorwerpen. Aäron en ieder van zijn zonen mogen de Levieten uit het geslacht van Gerson opdrachten geven en aanwijzen wat zij moeten dragen, maar de Gersonieten zijn direct verantwoording schuldig aan Aärons zoon Itamar. Tel nu alle mannen van dertig tot vijftig jaar uit het geslacht van Merari die geschikt zijn voor de dienst in de tabernakel. Wanneer de tabernakel wordt verplaatst, dragen zij de panelen, de balken en de pilaren met hun voetstukken van de tabernakel, de pilaren van de voorhof met hun voetstukken, de grondpennen en de scheerlijnen en alles wat nodig is voor hun gebruik en onderhoud. Verdeel de taken per man, zodat ieder weet wat hij dragen moet. De Levieten uit het geslacht van Merari zijn ook directe verantwoording schuldig aan Aärons zoon Itamar.’ Zo hielden Mozes, Aäron en de andere leiders een telling onder de mannen van dertig tot vijftig jaar uit het geslacht van Kehat en kwamen op een totaal van 2750 mannen die geschikt waren voor de dienst in de tabernakel. Dit werd gedaan volgens de opdrachten die de HERE Mozes had gegeven. Eenzelfde telling leverde voor het geslacht van Gerson een totaal van 2630 mannen op. Na telling van de mannen uit het geslacht van Merari kwam men daar op het totaal van 3200 mannen. Zodoende kwamen Mozes, Aäron en de andere leiders op een totaal van 8580 Levieten van dertig tot vijftig jaar, die geschikt waren voor de dienst in de tabernakel en voor het vervoer van de tabernakel en het toebehoren. In overeenstemming met de opdracht van de HERE aan Mozes, droeg men ieder van deze getelden zijn taak op, zodat ieder naar vermogen een deel van alles kon dragen.