Psalmen 40:1-11

Psalmen 40:1-11 HTB

Met verlangen keek ik uit naar de HERE. Toen boog Hij Zich naar mij toe en hoorde mijn roepen om hulp. Hij trok mij omhoog uit de diepte van de zonde en uit de modder van de wereld. Hij zette mij stevig op mijn voeten, op een rots. Dankzij Hem wankel ik niet meer. Hij leerde mij een nieuw lied, een lofzang voor onze God. Ik hoop dat velen het merken en ook ontzag voor de HERE zullen krijgen. Dat zij ook op Hem gaan vertrouwen. Gelukkig is de mens die zijn vertrouwen op de HERE stelt en die zich niet wendt tot trotse mensen of leugenaars. HERE, mijn God, uw wonderen zijn ontelbaar, uw zorg voor ons is groot. Niets is met U te vergelijken. Als ik over uw wonderen en zorgen zou willen vertellen, zou ik niet weten waar ik moest beginnen. Het gaat U niet om offers of geschenken, U vraagt niet om brandoffers of offers om zonden weg te nemen. Voor U telt mijn gehoorzaamheid. Toen zei ik: ‘Hier ben ik, in de wet werd al over mij geschreven. Mijn hele hart verlangt ernaar uw wil te doen, mijn God. Uw wet is mijn leven.’ Ik vertel de blijde boodschap van uw liefde en rechtvaardigheid in de samenkomsten. U weet HERE, dat ik niet zal nalaten over U te spreken. Ik verzwijg uw rechtvaardigheid niet en spreek over uw trouw en bewaring. Aan grote groepen mensen vertel ik over uw goedheid en liefde en waarheid.