Ik zie nog niets, maar het komt er echt!

Vrijheid in Christus (Deel 1/5)

God kennen

Janneke van der Werf - Dichterbij

Bidden met de Psalmen

Spreken in tongentaal

Handelingen

Bemoediging Van God

Genade Voor Elke Dag (11)

De gelijkenis van de tien ponden

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkMAT">
 <div class="chapter ch21" data-usfm="MAT.21">
 <div class="label">21</div><div class="s1">Jezus komt in Jeruzalem aan en bezoekt de tempel</div><div class="p"> 1Zij kwamen in de buurt van Bethfag&#233;. Dat is een dorp op de helling van de Olijfberg, niet ver van Jeruzalem. Jezus stuurde er twee van zijn leerlingen heen en zei: 2&#8216;Als jullie het dorp binnenkomen, zie je een ezelin en haar veulen vastgebonden staan. Maak die los en breng ze hier. 3Als iemand vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan: &#8220;De Here heeft ze nodig en zal ze zo vlug mogelijk laten terugbrengen.&#8221;&#8198;&#8217; 4Dit klopt met wat de profeet Zacharia had gezegd: 5&#8216;Zeg tegen Jeruzalem: kijk, uw koning komt naar u toe. Hij is liefdevol en rijdt op een ezelsveulen.&#8217; 6De twee leerlingen deden wat Jezus had gezegd 7en brachten de dieren bij Hem. Zij legden hun mantel over de rug van het veulen, zodat Hij erop kon zitten. 8Van de mensen die bij Jezus waren, spreidden velen hun mantels voor Hem uit op de weg. Anderen rukten takken van de bomen en legden die voor Hem neer. 9Jezus reed midden tussen een zee van mensen die riepen: &#8216;Hosanna! Eer voor de Zoon van David! Gezegend is Hij die komt in de naam van de Here! Prijs Hem tot in de hoogste hemelen!&#8217;</div><div class="p"> 10Zo reed Hij Jeruzalem binnen. De hele stad was in rep en roer. &#8216;Wie is dit toch?&#8217; werd er gevraagd. 11De mensen die met Jezus waren meegekomen, antwoordden: &#8216;Dit is Jezus, de profeet uit Nazareth in Galilea.&#8217;</div><div class="p"> 12Jezus ging naar de tempel en joeg de handelaars en hun klanten eruit. De tafels van de geldwisselaars en de kraampjes van de duivenhandelaars gooide Hij omver. 13&#8216;Er is geschreven dat Gods huis een huis van gebed moet zijn. Maar wat hebt u ervan gemaakt? Een rovershol!&#8217; zei Hij.</div><div class="p"> 14Er kwamen allemaal blinde en lamme mensen naar Hem toe en Hij genas hen. 15De leidende priesters en de bijbelgeleerden zagen deze geweldige wonderen en hoorden hoe zelfs kinderen in de tempel riepen: &#8216;God zegene de Zoon van David!&#8217; Zij werden kwaad. 16&#8216;Hoort U niet wat zij zeggen?&#8217; vroegen zij aan Jezus. &#8216;Jawel,&#8217; was zijn antwoord. &#8216;Maar hebt u nooit in de Psalmen gelezen: &#8220;Zelfs kinderen en baby&#700;s zullen Hem prijzen?&#8221;&#8198;&#8217; 17Hij liet hen staan en ging terug naar Bethani&#235;, waar Hij de nacht doorbracht.</div><div class="p"> 18De volgende morgen ging Hij weer naar Jeruzalem. Onderweg kreeg Hij honger. 19Hij zag een vijgeboom langs de weg staan en liep er heen. Maar er zaten geen vijgen aan. Alleen maar bladeren. &#8216;U zult nooit meer vruchten dragen!&#8217; zei Hij tegen de boom. Meteen begon de vijgeboom te verdorren. 20Toen de leerlingen dat zagen, vroegen ze verbaasd: &#8216;Hoe kan die vijgeboom zo vlug verdorren?&#8217; 21Jezus antwoordde: &#8216;Luister. Wie geloof heeft en niet twijfelt, kan dit soort dingen ook doen. En nog veel meer. Dan kan men zelfs tegen deze berg zeggen: &#8220;Ga hier vandaan en val in de zee.&#8221; En hij zal het doen. 22Wie geloof heeft, krijgt alles waar hij in het gebed om vraagt.&#8217;</div><div class="p"> 23Toen Hij weer in de tempel was, vertelde Hij de mensen over God en zijn Koninkrijk. Terwijl Hij daarmee bezig was, kwamen enkele leidende priesters en Farizee&#235;n naar Hem toe en vroegen: &#8216;Mag U dit alles wel doen? Wie heeft U daar de bevoegdheid voor gegeven?&#8217; 24&#8216;Dat zal Ik u vertellen,&#8217; antwoordde Jezus, &#8216;als u Mij eerst antwoord geeft op deze vraag: 25was Johannes de Doper door God gestuurd of niet?&#8217; Ze begonnen met elkaar te overleggen: &#8216;Als we zeggen dat Johannes door God gestuurd was, zal Hij vragen: &#8220;Waarom hebt u hem dan niet geloofd?&#8221; 26Maar als wij zeggen dat hij niet door God was gestuurd, krijgen wij het volk tegen ons. Al die mensen hier geloven dat Johannes een profeet was.&#8217; 27Ten slotte zeiden zij tegen Jezus dat ze het niet wisten. &#8216;Dan vertel Ik u ook niet wie Mij het recht geeft dit allemaal te doen,&#8217; zei Hij.</div><div class="p"> 28&#8216;Maar wat denkt u hiervan? Een man had twee zonen. Hij zei tegen de eerste: &#8220;Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.&#8221; 29En de jongen antwoordde: &#8220;Nee, ik wil niet.&#8221; Maar later kreeg hij spijt en ging toch. 30Daarna zei de vader tegen de tweede dat hij op het land moest gaan werken. En die zei: 31&#8220;Ja, vader,&#8221; maar hij ging niet. Wie van de twee heeft gedaan wat zijn vader zei?&#8217; &#8216;De eerste,&#8217; antwoordden zij. Jezus legde hun uit wat Hij ermee wilde zeggen: &#8216;Tolontvangers en hoeren zullen vast en zeker eerder in het Koninkrijk van God komen dan u. 32Want Johannes de Doper heeft verteld hoe u het met God in orde kunt maken. Maar u hebt hem niet geloofd. Het waren juist de tolontvangers en hoeren die hem w&#233;l geloofden! Hoewel u dat zag, hebt u niet gedaan wat Johannes zei. U wilde hem gewoon niet geloven.&#8217;</div><div class="p"> 33&#8216;Luister eens naar deze gelijkenis: een landeigenaar legde een wijngaard aan. Hij zette er een muur omheen, maakte een bak voor het persen van de druiven en bouwde een uitkijktoren. Daarna verhuurde hij de wijngaard aan enkele boeren en vertrok naar het buitenland. 34In de oogsttijd stuurde hij enkele mannen naar de boeren toe om zijn deel van de oogst op te halen. 35Maar de boeren begonnen met hen te vechten. De ene ranselden zij af. Een ander sloegen zij dood en weer een ander gooiden zij met stenen dood. 36Daarna stuurde de eigenaar andere mannen. Nog meer dan de eerste keer. Maar hen verging het al niet veel beter. 37Ten slotte stuurde de eigenaar zijn zoon. Hij dacht dat zij hem wel zouden ontzien. 38Maar toen de boeren de zoon zagen aankomen, zeiden ze tegen elkaar: &#8220;Daar is de erfgenaam! Laten wij hem doodslaan. Dan is de wijngaard van ons!&#8221; 39Ze sleepten hem buiten de wijngaard en vermoordden hem. 40Als de eigenaar naar zijn land terugkeert, wat zal hij dan met die boeren doen?&#8217; 41&#8216;Hij zal die ellendelingen een vreselijke dood laten sterven,&#8217; antwoordden zij. &#8216;En de wijngaard zal hij verhuren aan andere boeren, die hem op tijd zullen betalen wat hem toekomt.&#8217; 42Jezus zei: &#8216;U hebt toch wel eens in de Psalmen gelezen: &#8220;De steen die door de bouwers was afgekeurd, is juist de hoeksteen geworden. De Here heeft daarvoor gezorgd en wij zien het als een groot wonder.&#8221; 43Wat Ik wil zeggen, is dit: God zal zijn Koninkrijk bij u weghalen en het geven aan een volk dat Hem geeft wat Hem toekomt. 44Als u over deze steen valt, zult u te pletter slaan. En als deze steen op u valt, zult u vermorzeld worden.&#8217; 45De leidende priesters en Farizee&#235;n begrepen nu wel dat deze voorbeelden op hen sloegen. 46Daarom wilden zij Jezus gevangen laten nemen. Maar zij durfden niet, omdat ze bang waren voor de mensen, die in Hem een profeet zagen.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkMAT">
 <div class="chapter ch22" data-usfm="MAT.22">
 <div class="label">22</div><div class="s1">Gelijkenissen van Jezus</div><div class="p"> 1Opnieuw richtte Jezus zich tot hen met gelijkenissen. 2&#8216;Het Koninkrijk van de hemelen lijkt op een koning die de bruiloft van zijn zoon voorbereidde. 3Hij stuurde zijn knechten erop uit om de gasten te gaan uitnodigen, maar niemand wilde komen. 4Daarom stuurde hij andere knechten erop uit om te zeggen: &#8220;Alles staat klaar. Het mestvee is geslacht en klaargemaakt, kom vlug naar het huwelijksfeest!&#8221; 5Maar de mensen die uitgenodigd waren, haalden hun schouders op en gingen aan hun werk. De &#233;&#233;n naar zijn boerderij, de ander naar zijn zaak. 6Weer anderen grepen de knechten van de koning en mishandelden hen. Sommigen zo erg dat ze stierven. 7De koning was woedend. Hij stuurde zijn leger erop uit om de moordenaars te doden en hun stad plat te branden. 8Daarna zei hij tegen zijn knechten: &#8220;Het feestmaal is klaar. Maar de mensen die ik had uitgenodigd, waren het niet waard. 9Ga nu naar de drukste wegen en nodig iedereen uit die je daar ziet.&#8221; 10De knechten gingen de straat op en brachten alle mensen binnen die zij konden vinden, zowel goede als slechte. Al gauw zat de feestzaal vol gasten. 11De koning kwam binnen om de gasten te begroeten. Ineens zag hij iemand die geen feestkleding droeg. 12&#8220;Beste vriend,&#8221; zei hij, &#8220;Hoe is het mogelijk dat u hier zonder feestkleding zit?&#8221; Maar de man had geen antwoord.</div><div class="p"> 13De koning zei tegen zijn dienaren: &#8220;Bind hem vast en gooi hem buiten in de diepste duisternis. Daar zal hij vergaan van wroeging en verdriet.&#8221; 14Velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.&#8217;</div><div class="p"> 15De Farizee&#235;n gingen weg om te overleggen hoe zij Jezus op een woord zouden kunnen vangen. 16Zij kwamen tot een besluit en stuurden een paar van hun leerlingen met enkele aanhangers van Herodes naar Hem toe met een vraag. &#8216;Meester, wij weten dat U eerlijk bent. U vertelt de waarheid over de weg naar God. Het maakt u niet uit wie U voor U hebt. 17Nu hebben wij een vraag: is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?&#8217; 18Maar Jezus had hen wel door. &#8216;Stelletje huichelaars!&#8217; zei Hij. &#8216;Waarom proberen jullie altijd Mij erin te laten lopen? 19Geef Mij eens een geldstuk.&#8217; Zij gaven Hem er &#233;&#233;n. 20Hij vroeg hun: &#8216;Wiens portret en opschrift staan erop?&#8217; 21&#8216;Van de keizer,&#8217; antwoordden zij. &#8216;Wel,&#8217; zei Hij, &#8216;geef dan aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.&#8217; 22Daar hadden zij niet van terug. Ze lieten hem met rust en gingen weg.</div><div class="p"> 23Nog diezelfde dag kwamen er enkele Sadducee&#235;n naar Hem toe. De Sadducee&#235;n beweerden dat de doden niet meer levend worden. 24Zij zeiden: &#8216;Meester, in een van de boeken van Mozes staat dat als een man sterft zonder kinderen na te laten, zijn broer met de weduwe moet trouwen. Die kan er dan voor zorgen dat zijn overleden broer toch nageslacht krijgt. 25Nu waren er bij ons eens zeven broers. De oudste broer trouwde en stierf. Omdat er geen kinderen waren, trouwde de tweede broer met de weduwe. Maar die stierf ook zonder kinderen. 26Dus trouwde de volgende broer met de weduwe. En zo ging het verder, tot de vrouw ten slotte met ieder van de zeven broers getrouwd was geweest. 27Ten slotte stierf zij ook. 28Hoe is het nu als de doden weer levend worden? Wie zal dan haar man zijn? Want zij is toch met alle zeven broers getrouwd geweest.&#8217; 29Jezus antwoordde: &#8216;U denkt verkeerd. Dat komt omdat u de boeken van Mozes en de kracht van God niet kent. 30Want als de doden weer levend worden, is er geen sprake meer van trouwen. Dan zijn de mensen als engelen in de hemel. 31En wat het terugkomen uit de dood betreft, hebt u niet gelezen wat door God tegen u gezegd is, toen Hij zei: 32&#8220;Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob!&#8221; Daaruit blijkt dat Hij niet een God van doden is, maar van levenden.&#8217; 33Iedereen was diep onder de indruk van zijn inzicht.</div><div class="p"> 34Toen de Farizee&#235;n hoorden dat Hij de Sadducee&#235;n de mond had gesnoerd, kwamen zij met een nieuwe strikvraag. 35Een van hen, een bijbelgeleerde, nam het woord. 36&#8216;Meester, wat is het belangrijkste gebod in de wet van Mozes?&#8217; 37Jezus antwoordde: &#8216;Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38Dit gebod is het eerste en het belangrijkste. 39Het tweede gebod komt op hetzelfde neer: &#8220;Heb uw naaste net zo lief als uzelf.&#8221; 40Deze twee geboden zijn de basis van de hele wet en de profeten.&#8217;</div><div class="p"> 41Er stonden verschillende Farizee&#235;n om Jezus heen. Hij vroeg hun: 42&#8216;Hoe staat het met de Christus? Van wie is Hij een zoon?&#8217; &#8216;Van David,&#8217; antwoordden zij. 43&#8216;Hoe kan David hem dan Here noemen?&#8217; vroeg Jezus. &#8216;Want hij heeft gezegd: 44&#8220;God zei tegen mijn Here: Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb.&#8221; Dat was hem ingegeven door de Heilige Geest. 45Als David hem Here noemt, hoe kan de Christus dan zijn Zoon zijn?&#8217; 46Ze hadden daar geen antwoord op. En van die dag af durfde niemand meer met zo&#700;n vraag bij Hem te komen.</div>
 </div>
 </div>
</div>

MattheüsVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen