Titus, deel tweeVoorbeeld

Gezagsverhoudingen in de maatschappij

“Herinner hen eraan dat zij de overheden en machten onderdanig behoren te zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn en dat zij tot elk goed werk bereid zijn” (Titus 3:1, HSV).

Als gelovige ben je deel van Gods volk. Hij is je koning; Hem wil je gehoorzamen. Maar tegelijk woon je ook in een land met een overheid. En ook die moet je gehoorzamen. Er is slechts één absolute uitzondering: we moeten God meer gehoorzamen dan mensen. Dus als een menselijke overheid iets van ons vraagt dat tegen Gods wil in gaat, moeten we dat weigeren.

Een voorbeeld vinden we in Handelingen 5. De apostelen mochten het volk niet meer over de Heere Jezus vertellen. Maar zodra ze vrij kwamen uit de gevangenis, begonnen ze opnieuw het goede nieuws bekend te maken en mensen uit te nodigen om christen te worden. Sommige apostelen moesten dat bekopen met gevangenschap of zelfs met de dood. Maar hun toewijding aan hun hemelse Koning was zo groot, dat ze hun leven voor Hem wilden geven!

Zoals gezegd is deze situatie een uitzondering. Aan het merendeel van de wetten in een land moeten ook christenen zich gewoon houden. Want de overheid is door God aangesteld tot welzijn van het volk, om het kwaad waartoe mensen van nature geneigd zijn, binnen de perken te houden. Dat kan variëren van snelheidsregels in het verkeer tot bouwvergunningen voor je huis of bepalingen in het arbeidsrecht.

Hoe is jouw houding tegenover de overheid? Zie je haar als instelling van God?